Het prachtige Eisacktal in Zuid-Tirol en zijn mooie omgeving
Het mooie Eisacktal ligt in Zuid-Tirol en is het dal waar de Brenner autoweg doorheen loopt. Het dal is op bepaalde plaatsen zeer smal, zodat er naast de autoweg en de rivier de Eisack nauwelijks plaats is voor het spoor. Het dal heeft echter diverse prachtige zijdalen en vanuit het Eisacktal kan men echt alle kanten op. Het is een fantastische vakantieplaats voor mensen die graag wandelen, mountainbiken of bergbeklimmen. Op veel plaatsen spreekt men nog Duits, wat vooral ook veel oudere Nederlandse toeristen aantrekkelijk is. U kunt er alle kanten uit. In leuke stadjes als Brixen en Klausen kan men leuk winkelen en ziet u overblijfselen van hun interessante en roerige geschiedenis. Daarnaast liggen de imponerende Dolomieten bijna binnen handbereik.
Naar het prachtige Zuid-Tirol
Na een autoreis van ongeveer tien uur komen we in Verdings aan, een dorpje dat vlak boven het stadje Feldthurns in Zuid-Tirol ligt. Het vakantieappartementje ligt op de zolder van een groot huis dat tegen de berg geplakt blijkt. Behalve wij zijn er nog drie gezinnen in appartementen ondergebracht. Onze gastgevers wonen op de benedenverdieping. Zoals velen in dit gebied zijn het zelf verzorgers. Achter het huis ligt een flinke tuin met fruit, groenten, tomaten, prei, enzovoort. We laten de auto maar boven aan de straat staan, want het weggetje naar beneden is wel wat erg steil.
Uitzicht op het Eisacktal
De eigenaresse van het huis ontvangt ons vriendelijk en wijst ons de weg. We moeten een aantal trappen naar boven, naar het appartement, want liften kennen ze hier blijkbaar niet. Ook Wifi is een vreemd woord. Geen internet dus. Jammer. Het appartement is minimaal ingericht, maar schoon en het uitzicht vanaf het balkon is fenomenaal. We hebben hier blijkbaar een logeplaats en kijken uit op een breed dal met hoge bergen en Almen aan weerszijden. Diep beneden ons in het midden van het dal zien we de Brenner Autobahn liggen, die zich door het dal slingert. Prachtig. We halen meteen de verrekijker uit en ontdekken nog veel meer. Een spoorlijntje, waar elk half uur een trein overheen gaat. Het lijkt van ver allemaal op een modelbouwbaan. Op het balkon wordt het vast genieten, vooral ’s avonds met al die lichtjes.
Verkenning van de mooie omgeving van het Eisacktal
Na een avondeten met soep en meegebrachte koude schotel, een warm bad en een goede nachtrust, gaan we de volgende morgen na het ontbijt meteen op pad om de omgeving te verkennen. Het wordt de eerste van veel tochten die we combineren met autorijden en wandelen. We bezoeken de oude, middeleeuwse stadjes in de omgeving zoals Brixen en Klausen, maar maken allereerst een rondtoer over de bergen links en rechts van het dal.
Een romantisch kasteeltje
Aan de kant van Verdings rijden we over smalle wegen en door mooie, dichte loofboom bossen dieper het dal in. Daar ligt, verscholen in een zijdal, het prachtige, romantische kasteeltje Gerstein. Een kasteeltje, waar je Rapunzel op de toren verwacht die haar lange haren over de kantelen naar beneden zwaait om haar geliefde en bevrijder naar boven te laten klimmen. Het kasteeltje ligt op een afgelegen plek, vlak naast een wild stromend beekje met een houten bruggetje erover. We maken er een foto van en verzinnen er wilde verhalen bij, maar we moeten al snel het veld ruimen voor de agressieve steekvliegen, die we maar moeilijk van ons af kunnen slaan. We hadden er willen picknicken, maar dat laten we maar uit ons hoofd. We zoeken wel een ander plekje.
Het stadje Klausen aan de Brennerpas
Klausen in het dal ligt aan de oude weg naar de Brennerpas en is een levendig handelsstadje, ommuurd, met veel kleine straatjes, oude huizen en met veel leuke bezienswaardigheden. Ooit was het een bisschopszetel en het heeft er nog wat monumentale gebouwen en kerken aan overgehouden. Aan de overkant van de rivier de Eisack, aan de rand van Klausen, ligt bijvoorbeeld het gebouw, waar de vroegere bisschoppen van het diocees ook ooit gewoond hebben. Klooster Säben, dat hoog boven het stadje op een unieke rots ligt, heeft echter het eerste als bisschopsonderkomen dienst gedaan. De godsdienstige invloed van het klooster is nog steeds in Klausen te merken.
Burcht Branzoll
Aan de voet van het klooster ligt burcht Branzoll. De burcht werd in vroegere tijden vooral gebruikt om tol van de doorgaande handelsreizigers te heffen. De Brenner Autobahn loopt aan de overkant van het dal tegen de berg. Daar is het druk. Vroeger liep de doorgaande weg vanaf de Brenner echter midden door het stadje. Sinds de autoweg er ligt is het in Klausen een stuk rustiger en richt men zich er meer op het toerisme en de cultuur. We wandelen wat rond en maken foto’s, eten er een heerlijk ijsje aan de oevers van de Eisack en stappen dan weer in de auto. Het is zondag en alle winkels zijn immers dicht. We komen hier nog wel eens terug.
Klooster Säben
Via slingerwegen willen we naar Klooster Säben rijden, maar tot onze verrassing moeten we bij het dorpje Pardell al de auto stallen en dan via trapjes en een wandelpad, dat op het einde vrij steil wordt, naar het klooster klimmen. Voor een eerste dag is ons dat wat te veel en we besluiten het klooster later te gaan bezichtigen. Dat moet overigens ook vanuit het stadje Klausen kunnen, maar ook daar loopt alleen een weg met trappen naar boven. Er is ook een ander pad, maar dat mag niet door autoverkeer gebruikt worden. Alleen door de bewoners van het klooster.
30 Minuten klimmen
Wie als bezoeker naar het klooster toe wil, zal minimaal 30 minuten moeten klimmen. Van beide kanten dus. Het klooster zelf is overigens niet te bezichtigen, want daar wonen nog steeds benedictijner kloosterzusters, maar de oude H. Kruiskerk met zijn prachtige beschilderingen en de andere monumentale gebouwen, zoals de witte Lieve Vrouwenkerk, de Mariakapel en de Kloosterkerk wel.
Rijden naar Lajen (Laion)
Bij Waidbruck steken we de rivier de Eisack over en klimmen aan de overkant al snel naar een fikse hoogte. Daar stoppen we op een beschaduwde plek met een bankje voor de meegebrachte lunch en hebben van daaruit een prachtig uitzicht op het dorpje Lajen dat hoog boven het Eisacktal op een mooi plateau ligt midden tussen landerijen en gevarieerde bloemenweiden. Zoveel verschillende weidebloemen zijn bij ons in Nederland bijna nergens meer te vinden. We picknicken op het zonovergoten plateau.
Gufidaun (Gudon in het Italiaans)
Vanuit ons uitzichtpunt op Lajen rijden we richting Gufidaun. In de verte zien we de hoge, wit besneeuwde toppen van de Zillertaler Alpen die tot 3500 meter hoog zijn. Zo te zien ligt daar nog erg veel sneeuw in verhouding met andere jaren en we kunnen het dan ook niet laten om er foto’s van te trekken. We nemen ons voor om toch nog een rit, gecombineerd met een bergwandeling in die richting te maken, als we daar nog tijd voor krijgen. Terwijl we langzaam naar beneden zakken ontdekken we als eerste het oude, stevige, vierkante kasteeltje aan de rand van het stadje Gufidaun. Gufidaun heeft zijn vreemde naam te danken aan het Ladinisch, het Reto-Romaanse dialect dat hier gesproken wordt.
Reto-Romaanse namen
Er zijn wel meer dorpen met dergelijke vreemd klinkende namen hier in de buurt. Onze rem maakt een raar geluid als we hem gebruiken. Morgen maar even naar de garage in Brixen. We rijden naar huis en na een heerlijk avondmaal zitten we op ons balkon te genieten van het enorme panorama voor ons in het dal, omlijst door de hoge bergen rond het Eisacktal. De duisternis valt in en we genieten van de talloze lichtjes van de dorpjes en de auto’s in het dal. Op de Brenner autoweg is het druk. Een stroom van autolampjes rijdt af en aan. Ook het spoorlijntje wordt regelmatig verlicht door een personen- of goederentrein. We zitten loge. De TV is compleet overbodig.
Uit nood maar Brixen verkennen
De volgende morgen rijden we eerst naar de Opel garage in Brixen, die aan de rand van de stad ligt en leggen daar het probleem voor. Er wordt naar gekeken en ze zullen ons bellen, zodra ze weten wat er aan gedaan kan worden. Volgens de monteur kunnen we intussen Brixen wel bekijken. Het centrum is maar een kwartiertje lopen van de garage af. Nou, dat valt tegen. We doen er bijna drie kwartier over. Tegen twaalf uur belt de monteur op en zegt dat er een onderdeel uit een andere garage moet komen. Hij zal om twee uur terugbellen om de kosten door te geven. Wij gaan intussen dan maar het oude centrum bekijken. Brixen is een oude bisschopsstad met een echte Hofburg, waar vroeger de Prins Bisschoppen hun standplaats hadden, nadat ze hier een stuk land toegewezen gekregen hadden van de Oostenrijkse heersers. Voordien heersten ze in Klooster Säben, hoog boven de stad Klausen, een eindje verder het Eisacktal in.
De Hofburg
De Hofburg is jammer genoeg dicht. Ze herbergt een kunstmuseum en een collectie kerststallen, maar die kunnen we nu niet gaan bekijken. Wel de Hofgarten, de prachtig aangelegde tuin, waar ook de
bewoners van Brixen graag komen. Behalve dat heeft Brixen veel leuke winkels, veel kleine parkjes met bankjes waar men heerlijk kan uitrusten en prachtige oude gebouwen en kerken. Tegen half vier bellen we zelf de garage maar eens op, want we horen niets meer. De auto blijkt al uit elkaar gehaald te zijn en kunnen we vandaag niet meer ophalen. De monteur was “vergeten” te bellen. “Neem maar een taxi”, zegt de monteur laconiek. Een taxi naar ons bergdorp? Denkt hij dat we miljonair zijn? Teleurgesteld vanwege de houding van de garage nemen we de bus naar boven.
Een korte, maar mooie tocht naar Kastelruth
We zouden gebeld worden als de auto startklaar was, maar dat gebeurt niet. ’s Middags nemen we dus maar de bus naar Brixen en stappen dicht bij de garage uit. De auto blijkt al lang klaar te zijn. Een beetje geprikkeld door de lakse houding van de monteur betalen we de kosten en rijden dan via val Gardena naar het bergdorpje Kastelruth. Dat pept meteen ons moraal wat op. Het blijkt een oud stadje te zijn met een grappig centrum. De toren staat los van de kerk en herbergt op de begane grond een kleine, vierkante Mariakapel. De kerk zelf staat aan een andere zijde van het plein en is van binnen formidabel. De derde zijde van het plein wordt compleet in beslag genomen door het wit gestuukte, enorme gemeentehuis van Kastelruth. Via een boog aan de linkerkant kan men verder het stadje inlopen. Het plein heeft verder nog een mooie fontein. In Kastelruth staan bovendien nog een paar prachtig beschilderde, oude huizen. We eten een heerlijk, Italiaans ijsje en stappen in de auto. De weg vervolgend komen we bij twee moderne dorpjes die duidelijk laten merken dat ze compleet georiënteerd zijn op de wintersport. We wilden er eigenlijk een pizza gaan eten, maar we mogen er blijkbaar slechts dertig minuten parkeren en we hebben geen zin om onze pizza binnen die tijd te bestellen en naar binnen te schrokken.
De mooie omgeving van Seis
We rijden dus verder, komen bij het stadje Seis en slaan daar rechtsaf, een smal weggetje in. Het blijkt echter een echt, erg smal weggetje te zijn, dat meestal maar een auto breed is, maar wat wondermooie uitzichten op de omgeving biedt en waar men af en toe het gevoel heeft, alleen op de wereld te zijn. Hier en daar staat een kleine boerderij. We komen uit in Sankt Oswald, maar hebben op de hele weg geen pizzeria meer gezien. De honger wordt steeds groter en via de grote weg rijden we het dal weer uit, naar de oude Brennerstraat. Er is een pizzeria in Feldthurns, net naast ons dorp. We rijden er naar toe, maar deze blijkt uitgerekend vandaag rustdag te hebben. We geven het op en maken in ons appartement maar lekker eten klaar. Duurt wat langer, maar smaakt evengoed.
Val Gardena, een prachtig dal ten oosten van het Eisacktal
De korte tocht naar Kastelruth heeft ons nieuwsgierig gemaakt naar de verdere omgeving aan de overkant van het dal. We rijden de volgende morgen daarom weer het Val Gardena in, laten Kastelruth links liggen en slaan via het Sella Joch de weg in naar Ortisei en Wolkenstein. Wolkenstein is een uitgedijde, luxueuze wintersportplaats met grote hotels, kunstwerken in de vorm van skiërs en veel winkels. Zelfs nu in de zomer is het er druk. We stoppen maar niet en hebben meer oog voor de prachtige omgeving. We rijden het Krödner Joch over en genieten enorm van het fantastische uitzicht. Er staat op de pas een groot hotel en we maken er tegen betaling even een sanitaire stop. Wat een luxe vanbinnen!
Een prachtig vergezicht
Op weg naar beneden vallen we van de ene verbazing in de andere. Het ene uitzicht is nog mooier dan het andere. We stopen daar dan ook om onze lunch te gebruiken. Beneden in het dal ligt Corvara, net als alle andere stadjes in deze buurt een skidorp. We rijden er doorheen en willen ook de Campo Longopas nog bekijken. Die valt echter bij de andere passen in het niet. Er is weinig te zien en ze is ook niet zo hoog. We passeren Arabba en rijden richting Passo Pordoi. Dat blijkt weer een prachtige pas, met enorme uitzichten op de bergen, een paar winkeltjes en restaurantjes, waar we lekker op een terrasje wat drinken en waar vandaan je zelfs de hoge berg Marmolada kunt zien met de grote, witte gletsjer.
Het dorpje Canazei staat in het teken van de wintersport
Na de Passo Pordoi komen we in Canazei. Ook dit is een skidorp en we rijden er snel doorheen. In Campitello, een klein, gezellig dorpje, stoppen we even en vinden er aan het pleintje een Gelateria met echt heerlijk, Italiaans ijs. Gelukkig zijn we net op tijd, want achter ons komt een hele schoolklas ijsjes halen. Hierna rijden we via Vigo di Fassa naar het Karer Joch. Op weg naar het dal komen we langs de Karer See.
Die zorgt voor een complete verrassing. We hebben nog nooit een meer gezien met een dergelijke, intensief groen/blauwe kleur. Dat vinden blijkbaar meer mensen. Er is gelukkig een aangelegde parkeerplaats en via een pas aangelegd tunneltje kunnen we onder de drukke weg door naar het meer. In de tunnel hangen klankstaven van hout. We proberen er “Vader Jacob” op te spelen, maar dat is toch moeilijker dan gedacht. Het hout uit deze omgeving schijnt prima geschikt te zijn om er gitaren en vioolkasten van te bouwen. Het resoneert beter dan andere houtsoorten. Ook bij het meer staat een bord met informatie hierover. Het meer zelf is echter fantastisch en we nemen er enthousiast foto’s van. Met de bergen erachter wordt elke foto een eigen ansichtkaart. Er zit echter onweer in de lucht en er vallen al een paar druppels. We zoeken met tegenzin de auto op en rijden naar ons appartement.
De Plose
Boven het stadje Brixen ligt de Plose, een berg met een vrij kale, brede kop die vooral voor de wintersport gebruikt wordt, zoals te zien is aan de vele skiliften. We kunnen met een kabelbaantje naar alleen naar Kreuztal, een station halverwege de berg, maar we rijden net zo lief zelf met de auto naar boven. Vanuit Kreuztal wandelen we op ons gemak in anderhalf uur over een breed wandelpad naar de Rossalm, die met een hoogteverschil van 150 meter goed te bereiken is. Zelfs met een kinderwagen. De Rossalm is een verademing voor jong en oud. Er is een kinderspeelplaats, waar kinderen zichzelf op een vlotje over een plas water naar de overkant kunnen trekken. Er staat een houten ezeltje met een bewegend karretje erachter en meer van die zaken. Voor de volwassenen staat er een hele rij houten ligstoelen klaar, waar op veel plaatsten ook een klein schapenvelletje in ligt, want op het hout ligt het nogal hard. Sommigen leggen dan ook hun rugzak of fleece vest achter hun hoofd om het uit te kunnen houden. Ondanks dat zijn de ligstoelen meestal bezet en is het moeilijk om er een plaatsje te vinden. Geen nood, ook het terras kent genoeg stoelen en banken. We nemen er een cappuccino en een echt heerlijke “Apfelstroedel” met warme vanillesaus. Dat is genieten!
De toiletten vallen echter tegen en zijn niet erg schoon. Vanaf het Kreuztal loopt ook een “Woodweg” naar de Rossalm. Een leuk pad met allerlei houten speel- en klautermateriaal voor families met kinderen. Vanaf de Rossalm klimmen we nog 250 meter naar de kop van de Plose. Daar is het kaal op de vermoedelijk vergeten apparatuur van het Italiaanse militair na, dat een gedeelte van de kop van de berg als “ Sperrgebiet” gemarkeerd heeft. Er is ook een kleine landingsplaats voor heli’s. Of die nog gebruikt wordt, kunnen we niet achterhalen. De afrastering van het militaire gebied is echter kapot en een schapenmoeder met haar kind grazen er vredig. Een grotere tegenstelling is niet mogelijk. Van hieruit is het uitzicht op de Dolomieten echter fantastisch. Overigens op de hele weg hier naar toe. Achter de bergen duiken echter al dikke stapelwolken op en als we weer terug bij de auto zijn is het al laat in de middag en vallen de eerste regendruppels.
Ons rondje rond de Ploseberg
De wandeltocht gisteren was wel erg inspannend, dus vandaag doen we het kalmer aan. We rijden langs Gufidaun naar Villnös. Het dal is smal, de weg eveneens en het is een mooie rit. We vinden een weggetje naar Lüsen, een weggetje dat niet op onze kaart staat, maar we vinden al snel uit, waarom. In het begin staan er nog een paar huizen langs de beek en is het dalletje breed genoeg om als grillplaats en recreatieplaats voor de Italianen uit de omgeving te dienen. We zien er hele families gezellig bij elkaar zitten, de auto’s netjes langs de beek geparkeerd. Verderop wordt het dalletje echter steeds smaller. De weg is kronkelig, slechts een auto breed en ruw geasfalteerd. We zien diverse plaatsen waar grond en bomen naar beneden gekomen zijn en op een paar plaatsen ligt zelfs nog een meter sneeuw van een lawine over de beek, verstopt onder een lading meegesleurd hout.
Een teken dat het hier in de winter en in het voorjaar dus flink kan spoken. Geen wonder dat er in het hele verdere dal geen huis of boerderij meer te bekennen is. Bij Lüsen wordt het dal breder. We willen naar het kasteel van Rodeneck, maar onze Tom Tom stuurt ons in plaats daarvan via een zeer smalle weg helemaal naar boven via het Tulpeneck over de berg en dan weer naar beneden. Niet erg, want het is een mooie weg met af en toe prachtige vergezichten. Bovenop de berg zijn paraglider bezig.
Slot Rodeneck en Klooster Neustift
Beneden in het dal maken we foto’s van Slot Rodeneck en bekijken het barokke kerkje van het dorpje dat er vlak voor ligt. Het heeft een prachtig altaartje en, zoals overal in deze streek, een zeer goed verzorgd, aangrenzend kerkhof met smeedijzeren grafkruisen.
We rijden verder naar Klooster Neustift, want nu we er toch in de buurt zijn, willen we het ook zien. Het klooster, waarvan de meeste gebouwen rond 1142 stammen, maar al een oudere geschiedenis heeft, blijkt een enorm complex te zijn. Pas als we door de verschillende afdelingen heen wandelen, ontdekken we hoe groot het eigenlijk is. Op een van de pleinen staat de mooie “bron der wonderen”. Het complex herbergt verder niet alleen het klooster van de Augustijner kanunniken met de mooie, oude bibliotheek, maar ook een uitbundig versierde, barokke kloosterkerk, een parochiekerk, een uitermate goed verzorgd kerkhof met een prachtig klein bloementuintje voor elk kruis, een scholencomplex (internaat) en een zeer oude kruisgang met gedeeltelijk nog fresco’s uit vroegere tijden. De barokke kloosterkerk heeft een enorm druk versierd interieur, waar men echt even bij moet gaan zitten om alles te bekijken. Het is een prachtige kerk met eeuwenoude tegels op de vloeren. De parochiekerk is eenvoudiger en ingetogener, maar eveneens oud en mooi om te zien. De oorsprong van het complex ligt rond de 10de eeuw, toen de Franciscanen er het eerste klooster hebben neergezet. Ook de oude kruisgang dateert uit die tijd. Ze had toen nog een plat dak. De bogen en de schilderingen zijn er rond 1300 bijgekomen. Het complex is vanaf die tijd steeds uitgebreid en verbouwd.
Tegenover het klooster drinken we een cappuccino op een overschaduwd terrasje. Het is warm en we besluiten om het voor vandaag maar voor gezien te houden. Ons balkon op duizend meter hoogte is beduidend koeler. We eten er een heerlijke salade, yoghurt met veel fruit en genieten van het uitzicht. Achter het kerkje beneden in het dorp zien we, zoals elke avond, de rode graflichten schijnen. Grappig, alsof daar de mensen thuis zijn en het licht aangedaan hebben. Het rommelt in de verte en we zien een fikse, donkere bui over het Eisacktal trekken. Wij blijven droog. Een paar uur later staat er een ronde, volle maan aan de hemel. We kunnen zelfs lezen zonder een lamp aan te doen. In het dal kruipt de lichtslang van autolampen nog steeds over de Brenner autoweg.
Rittner Horn
Vandaag maar weer eens wandelen. We rijden via het dorpje Villanders omhoog tot waar de laatste parkeerplaats is. De bergschoenen gaan aan en we wandelen in een half uurtje naar de Mair in Plun Alm, ook weer een naam in het Ladinisch. Deze alm is gericht op gezinnen met kinderen. Geen wonder, want van hieruit kan men gemakkelijk wandelen. De wegen zijn niet al te steil. Op de alm is een speeltuintje met schommels en een glijbaantje, waar vanaf we een kleintje van ongeveer anderhalf met doodsverachting omlaag zien suizen. Haar moeder kan haar nog net bij haar jurkje vastpakken en de ondeugd lacht. Er is een weitje met wat geitjes die ook geaaid en gevoerd mogen worden. Leuk voor de kinderen. Er zijn aardig wat ligstoelen voor wie er een wenst. Fietsers hangen hun doornatte pakken aan de houten afrastering te drogen en kleine jongetjes staan gefascineerd te kijken naar het hooien op het veld. Na een glas appelsap wandelen we verder naar het Rittner Horn. We willen niet helemaal naar boven, alleen tot op het “Sattel”. Dat betekent nog een uurtje heen en een uurtje terug.
Een doodgeboren kalfje langs de weg
Halverwege ligt langs de weg een doodgeboren en al aangevreten kalfje. De moederkoe is nergens te zien. Boven op de alm is het heel stil. Er is alleen een hele grote, kale alm met wat hutten waar het hooi in gestapeld wordt. We maken wat foto’s en houden het snel voor gezien. Terug op de Mair in Plun Alm geven we aan de eigenaresse door wat we gezien hebben. Ze schrikt zichtbaar en haar man gaat meteen de betreffende moederkoe zoeken. Het kalfje moet die nacht geboren zijn, een maand te vroeg en is blijkbaar niet levensvatbaar geweest. De moederkoe voelt zich dan meestal niet lekker en verdrietig door het verlies van haar kalfje en heeft zich vermoedelijk verstopt, (een normaal natuurlijk en instinctief gegeven, want op die manier wordt een zwakker dier niet snel gevonden en aangevallen door wilde dieren) maar moet even nagekeken en verzorgd worden. We krijgen na de betaling van een paar cappuccino’s nog een schnaps als dank voor het bericht. Er zijn al verschillende wandelaars door het dal gewandeld, maar niemand had het bericht doorgegeven.
Terug in Verdings eten we een heerlijke pizza bij het restaurantje dat naast het kerkje ligt. De lucht is donker en er vallen al wat druppels, maar pas als we weer op onze uitkijkpost van het appartement zijn aangekomen, barst een ongelooflijk noodweer los. Het bliksemt en dondert aan alle kanten en de regen striemt het dal. We moeten zelfs naar binnen, want het stormt enorm. Zo hard dat we het op het balkon niet meer droog kunnen houden. Jammer! Daarnaast zakt de temperatuur en het wordt flink koud. Dat geeft eigenlijk ook niet. Het is onderhand toch bedtijd geworden.
De dalen aan de oostkant van het prachtige Eisacktal
Na de wandeling van gisteren houden we het vandaag maar even rustig. We rijden door het Eisacktal via Brixen en Franzenfeste (plaatsje met een enorm verdedigingscomplex midden over de breedte van het dal, dat de Oostenrijkse keizers hebben gebouwd) naar Sterzing, waar we rechtsaf het Pfitschertal inbuigen. We moeten volgens de kaart tot het einde van het dal op het Pfitscherjoch kunnen komen, van waaruit we vermoedelijk de “Schlegeisspeicher” kunnen zien, een mooi stuwmeer net aan de andere kant van de grens in Oostenrijk, waar de Zillertaler Alpen liggen. Het Pfitschertal is een mooi, breed, maar heel rustig dal. Er is bijna geen verkeer. Vreemd. Als men toch tot boven op het Joch kan komen zou het hier toch drukker moeten zijn!
Een dorp met 15 inwoners
De weg wordt aan het einde van het dal steeds smaller en steiler en uiteindelijk komen we bij het gehuchtje “Stein”, waar de geasfalteerde weg eindigt bij een boerderij annex restaurantje. Verder gaat er alleen nog een grindweg van een auto breed omhoog, waar men wel over mag rijden, maar we houden het maar voor gezien. Dit stond niet op de kaart. Wie weet hoe gevaarlijk de grindweg is en hoe smal die naar boven toe nog wordt.
We drinken wat in het restaurantje en horen van de serveerster dat “Stein” slechts 15 inwoners heeft. We vertellen haar dat wij ook uit Stein komen, maar dan Stein in Nederland, in Limburg en dat daar 15000 mensen wonen. Ze lacht. Haar moeder, die ongeveer 80 jaar oud is en een stevige huismanskost in de keuken verzorgt, komt eten brengen aan het tafeltje naast ons. Daar zitten een paar dames die wat noten op hun zang hebben en klaarblijkelijk willen lijnen. Dat bevalt haar niet. Als ze langs ons tafeltje terug naar de keuken gaat mompelt ze “Weiber!”(vrouwen dus). We moeten erom grinniken. Voor de nuchtere vrouw is al dat lijnen blijkbaar maar onzin.
Meransen
We rijden terug, eten op een lekker plekje in het bos onze boterhammen op. We rijden het dal uit en via Sterzing en Mühlbach rijden we naar een zijdal van het Pustertal, dat evenwijdig aan het Pfitschertal ligt. We willen naar het bergdorpje Meransen, een bekend skidorp dat klaarblijkelijk meer hotels dan huizen telt. Het gaat ons dan ook niet zozeer om Meransen zelf, maar om het uitzicht vanaf het zeer smalle weggetje dat hoog boven het Pustertal door weiden en bossen voert en via ontelbare haarspeldbochten uiteindelijk weer beneden in het dal uitkomt. We genieten, maken foto’s en rijden dan via het Eisacktal naar Klausen, waar we nog wat boodschappen doen. Van wat uitjes, tomaatjes, een blikje tomatenpuree, twee ons gehakt, bouillonpoeder en wat peper, maken we een heerlijke, verse tomatensaus voor over de pasta en brengen de avond door op ons onvolprezen balkon. TV hebben we hier niet nodig.
Geschiedenis van Zuid-Tirol en het Eisacktal
Zuid-Tirol is een fantastische plek om vakantie te houden. Tot de tweede wereldoorlog behoorde het nog bij het Oostenrijkse keizerrijk onder de toenmalige Franz Joseph en zijn gemalin Elizabeth (Sissi). Er werd dan ook overal Duits gesproken tot de Italianen Zuid-Tirol na de oorlog toegesproken kregen en de Duitse taal eenvoudigweg verboden werd. Op scholen mocht alleen nog in het Italiaans les gegeven worden. Dat namen de Zuid-Tirolers echter niet voetstoots aan. Toen Zuid-Tirol na verloop van tijd een soort zelfbestuur kreeg, kwam ook de Duitse taal weer aan bod. Vandaar dat nu overal in Zuid-Tirol nog steeds Duits gesproken wordt en alle namen van steden, dorpjes, gehuchten, straten, enzovoort in twee talen op de verkeersborden staan. Ook de TV heeft er veel Duitstalige programma’s. Gemakkelijk dus voor iedereen die beter Duits dan Italiaans spreekt en verstaat.
Algemene informatie over de omgeving
Vanuit het Eisacktal kunt u alle kanten op. De Dolomieten zijn dichtbij en u kunt er in de zomer prachtige passenritten met de auto maken. De Dolomieten zijn beslist fotogeniek. Ze bieden een ruige bergwereld. De Dolomieten zijn ontstaan uit koraalriffen die in de loop van de eeuwen omhoog geduwd zijn. Er is veel erosie, wat ook de bergen van los sediment verklaart die onder aan de machtige rotsen liggen. In de Dolomieten is er voor iedereen wel iets te doen. Fietsers, mountainbikers en wielrenners gebruiken de regio om zich te ontspannen en/of te oefenen in hun vaardigheid. Motorrijders genieten van de smalle, kronkelige wegen, maar vergeten wel soms dat er achter elke bocht plotseling een auto kan opduiken. Voor wandelaars is het eveneens genieten. Er zijn diverse overnachtingsmogelijkheden in de berghutten en de natuur is gewoon overweldigend. Bergbeklimmers kunnen op diverse plaatsen hun sport beoefenen. Wie rust zoekt kan eveneens hier terecht, want als u de drukke toeristische plaatsen mijdt, is de rust direct een feit.
Wintersport in de Dolomieten
Voor de wintersport zijn de Dolomieten eveneens geschikt. Plaatsen als Wolkenstein zijn compleet gericht op de wintersport.
De Alpen aan de westkant van het Eisacktal zijn zachter van vorm, hoewel meer naar het zuiden nog het Brentamassief en het Adamellomassief liggen, twee hoge en eveneens ruwe berggroepen die ook onder de Dolomieten vallen. De Alpen erboven hebben echter lieflijke dalen en lenen zich prima voor lange wandeltochten. Overal waar het maar enigszins mogelijk is en het klimaat zich ervoor leent wordt fruit geteeld. Vooral appelboomgaarden en wijngaarden zijn in de meerderheid.
Uitkijken is geboden
Op de weg is het wel uitkijken, want vooral op bergwegen rijden de Italianen soms erg snel. Zij kennen de wegen, maar die zijn soms zo smal dat twee auto’s elkaar niet kunnen passeren, dus in bochten en vooral in bochtige tunneltjes, is het goed uitkijken en voorzichtig rijden.
Weg reparatie komt vaak voor, soms modern, maar ook nog met oude materialen en gewone, van berkentakken gemaakte bezems, waar wij een aantal groepjes mee hebben zien werken.
Lees verder