Languedoc-Roussillon ontdekken
Languedoc-Roussillon is een enorme streek in het zuiden van Frankrijk dat een uniek beeld levert aan iedereen die er ooit op vakantie is geweest en zo rijk is in zijn diversiteit dat elke beschrijving steeds te kort is. De Pyreneeën, de Cevennes, de vlakte van Roussillon, meren, de uitgestrekte kustlijn, en zo vele andere verschillende gezichten om de identiteit van deze streek te ontdekken en te beschrijven. Het is een schier onmogelijke opdracht om alle grandioze sites met hun cultuurhistorische waarden op te noemen, laat staan uitgebreid stil te staan bij de bouwkundige pareltjes, het landschap van de steden, dorpen en wijngebieden. Een eerste algemene kijk op het landschap van deze streek …
De Minervois
Minervois is een wijnbouwgebied in de Languedoc-Roussillon dat net als zijn verscheidenheid aan bodemformaties heel wat kenmerkende rode wijnen levert. De appellation ontleent zijn naam aan Minerve, een dorp dat zich een 40 km van de Middellandse Zee bevindt en wordt omringd door de Zuid-Franse uitlopers. Het dorp is vernoemd naar de Romeinse godin Minerva. Dit is slechts een kleine link van de stad met haar eeuwenoude geschiedenis. Er zijn in de lokale grotten verschillende schilderingen terug te vinden die meer dan 30.000 jaar oud dateren en versteende voetafdrukken die hier menselijke bewegingen bevestigen van meer dan 8000 jaar geleden. Ook de wijngeschiedenis van deze stad is indrukwekkend lang. Archeologisch bewijs toont aan dat de wijnbouw hier dateert uit de vroege Romeinse of zelfs pre-Romeinse tijd. Aan de voet van de Montagne Noire bevindt zich een landschap van specifieke zuidelijke schoonheid. Het bestaat uit een stenig, indrukwekkend en woest plateau, de hoge Minervois, door erosie afgesneden van de vlakte van de lage Minervois. Verspreid liggen er charmante dorpjes met Romaanse kerkjes. De wijngaarden beslaan hier een 18.000 hectaren tussen Saint-Chinan en de Corbières.
De Corbières
De Corbières vormen een barrière tussen de kloven van de Aude en de vijvers langs de kust, zoals Sigean en Salses. De streek ziet eruit als een kalkstenen bastion met een grillige architectuur van ruïnes van duizelingwekkende, versterkte kastelen. Smalle dalen en de kleine groene diepten met de abdijen van bijvoorbeeld Fontfroide en Lagrasse, zijn als oases in de woestijn; rustpunten tussen de wijngaarden aan de rand van de garrigue die de woestheid van deze streek verzachten. Geografisch is de Corbières een vlakke, doorkliefde bergketen, waarvan de hoogste top die van de Bugarach is met 1230 meter. Op veel van deze toppen zijn ruïnes terug te vinden van eenzame rotsburchten of katharen kastelen, waar menig legende mee verbonden is. De katharen volgden in de late Middeleeuwen een bijzondere en ongebruikelijke leer aan. Al snel waren zij een doorn in het oog van de machtshebbers en werden ze meedogenloos vervolgd. Zij vluchten de holen van de rotsen in de Corbières in, totdat ze ook daar door de vervolgers werden ontdekt en op de brandstapel terechtkwamen.
De vlakte van de Roussillon
De vlakte van de Roussillon is een naar de Middellandse Zee gekeerde tuin, bezaaid met grote welvarende plaatsen en buitenverblijven. Het is een zeer goed geïrrigeerd gebied langs de kust, gevormd door de vruchtbare slibafzetting van de rivieren. Tussen de streek met al zijn meren en de steil in zee afdalende uitlopers van de Pyreneeën ligt een gemakkelijk toegankelijk gebied dat heel wat welvaart kent dankzij het zeer zachte klimaat en het vakmanschap van de groente-, fruit- en boomkwekers. Achter deze boomgaarden met perziken-, abrikozen -en kersenbomen rijst de besneeuwde Canigou op, een berg met een hoogte van 2785 meter.
De Catalaanse bergen en valleien
De Roussillon, dat zich naar het westen uitstrekt tot Cerdagne waarmee het samen de Pyrénées-Oriëntales vormt, is grotendeels bergland. Naast de aanwezigheid van de Canigou is dit fascinerende Catalaanse land de waterleverancier van de gehele regio. Deze hoge berg lijkt des te majestueuzer doordat hij zo dicht bij de zee ligt en uitsteekt boven alle hem omringende toppen. Hij domineert zelfs de wat verder gelegen Fénouillèdes (een deel van de Corbières), de Albères, die zich over een afstand van 25 kilometer langs de kust verheffen.
In de Conflent, het middenstuk van de vallei van de Têt, houdt de stuwdam van Vinça het water tegen. Bijzonder mooi zijn de boomgaarden, de grasvelden, de in cultuur gebrachte plateaus, de panorama's, oude stenen en Romaanse schatten. De vallei van Tech, nagenoeg evenwijdig aan de Conflent, biedt een lieflijke aanblik tot Céret, hoofdstad van Vallespir, maar wordt streng en dor in hogere regionen.
Cerdagne en Capcir
Op een gemiddelde hoogte van 1000 meter lijkt het zonnige, door bergen omringde plateau van Cerdagne een ware oase in de ruige Pyreneeën. Deze met vele Romaanse kerkjes bezaaide grensstreek is een ware must voor vele toeristen. De abdij van Fort-Romeu is één van populairste bezienswaardigheden. De Capcir, met de woeste kloof van de Aude als verlengstuk, heeft gemeenschappelijke trekken met de Cerdagne, maar heeft een harder bergklimaat. Er zijn twee kunstmatig aangelegde meren waarvan het Lac de Matemale het grootst is. De Capcir is een 15 kilometer lange hoogvlakte, omgeven door dennenbossen en waarboven zich het wintersportoord Les Angles bevindt.
De Cevennen
De Cevennen liggen op circa 80 kilometer van de zee in de departementen Gard en Lozère en vormen het zuidoostelijk deel van het Centraal Massief. Het is eigenlijk een overgangszone tussen de garrigue van de Languedoc en het Centraal Plateau. De Cevennen worden vaak als een samenhangend geheel beschouwd, maar de grenzen zijn vaag en de eenheid ligt vooral in de geschiedenis van de godsdienstoorlogen.
De ruige en steile hellingen van de Cevennen bestaan in hoofdzaak uit leisteen. Het is een land van diepe valleien die gescheiden worden door smalle hoge bergkammen. Het landschap wordt doorsneden door rivieren en bergstromen.
In het Oosten ligt het immense tafelplateau van de Causses, dat doorkliefd wordt door diepe kloven zoals de Gorge du Tarn.
In het noorden en zuiden zijn er twee grote granietformaties die de regio omkaderen, namelijk de Mont Aigoual en de Mont Lozère.
In de valleien van de Hoge Gardonnenque lopen wegen die zich met opeenvolgende s-bochten om de bergflanken slingeren naar de hoge "Corniche des Cévennes", die een onafgebroken reeks panorama's biedt van St.-Jean-du-Gard tot Le Pompidou.
Dan zijn er nog de Cevennen waar het wel eens de eeuwige winter lijkt te zijn. Dit gedeelte ligt boven de 1200 meter, waar het een waar festijn is voor langlaufers en skiërs die zich kunnen uitleven op de pistes in het massief van Aigoual en van de Mont Lozère.
Dit prachtig bergachtig gebied aan de zuidzijde van het Centraal Massief heeft een lange en rijke geschiedenis van landbouwproducten. Een aantal van deze producten, oorspronkelijk bedoeld voor eigen consumptie, zijn vanwege hun bijzondere en kwalitatieve karakter uitgegroeid tot Europees erkende producten.
Het massief van de Aigoual
De Aigoual wordt ook wel de "waterberg" genoemd omdat op zijn flanken talloze bronnen ontspringen. De toppen boven de hellingen werden opnieuw bebost en zijn kaal geworden door de vele rukwinden. Talrijke rivieren en beken vinden op dit zware massief in het zuidoosten van de Cevennen hun oorsprong en stromen naar de Middellandse Zee (de Hérault) of naar de Atlantische Oceaan (de Jonte en andere zijrivieren van de Tarn).
De Aigoual ligt op 70 kilometer van de Middellandse Zee en is 1567 meter hoog. Ondanks deze ligging en de matige hoogte heeft het massief een ruig en bergachtig karakter. De sneeuw maakt skiën tijdens de wintermaanden mogelijk. Het massief is in het westen met flauwe hellingen verbonden met de kleine Causses. Het is een reusachtige, sterk geërodeerde granietmassa met een krans van leisteen.
Lees verder