Korte geschiedenis van Venetië, stad aan de lagune
De geschiedenis van de stad Venetië gaat terug tot in de vijfde eeuw na Christus. Echt belangrijk werd de stad pas vanaf de negende eeuw - de roof van het gebeente van de evangelist Marcus uit Alexandrië illustreert deze groeiende macht. In de vroege dertiende eeuw slaat de stad van de dogen er zelfs in om Constantinopel, hoofdstad van het immense Byzantijnse Rijk, te veroveren tijdens de Vierde Kruistocht. Gigantische hoeveelheden kunstschatten worden overgebracht naar de lagune. In de zeventiende eeuw taant Venetiës macht; in 1797 brengt Napoleon de Venetiaanse Republiek definitief ten val. Sindsdien is de gevreesde zeemacht vooral een toeristische trekpleister.
Inhoudsopgave
421 na Christus: legendarische stichting van Venetië
Iedere cultuurliefhebber weet wanneer de legendarische stichting van de stad Rome plaatsvond: op 21 april 753 v.C. zouden Romulus en Remus een robbertje gevochten hebben om deze eer. Net zoals de Romeinen zou ook de stad Venetië natuurlijk een legendarisch moment moeten hebben. Uiteindelijk plaatste men in de middeleeuwen de stichting in het jaar 421 n.C. De exacte datum was zelfs toen al voer voor discussie. Zowel 25 maart, het Feest van Maria Boodschap, als 25 april, het Feest van de Heilige Marcus, worden genoemd. Zeker is wel dat, net als de stichting van Rome, ook Venetië een lange ontstaansgeschiedenis kende. Al in de vierde en zelfs derde eeuw n.C. kwamen mensen zich in de lagune vestigen. Vooral in de pijnlijke naweeën van de
Val van het Romeinse Rijk in de vijfde eeuw groeide de bevolking er exponentieel. De aantrekkingskracht van het gebied is duidelijk: strategisch gelegen op eilanden is het zeer makkelijk te verdedigen tegen allerlei invallers.
Na de Val van Rome (476) bleef Venetië in handen van de Romeinse keizers. Die zetelden uiteraard niet meer in Rome, maar in 'het Tweede Rome': Constantinopel. In het begin was de band tussen
Venetië en het Byzantijnse Rijk zeer sterk. De stad werd bestuurd vanuit het Exarchaat van Ravenna, waar ook nog andere gebieden in Italië onder ressorteerden. Venetië leverde vaak schepen, roeiers en soldaten voor de Byzantijnse strijd tegen de oprukkende moslims. De stad werd zo belangrijk dat de keizers haar 'de eerste dochter van het Rijk' noemden. Doordat de keizers zo ver weg waren, vroeg de Venetiaanse bevolking om een eigen leider, een soort hertog of dux - in het Venetiaans: doge. De eerste doge werd verkozen in 697, in theorie nog steeds als 'werknemer' van de Byzantijnse keizer. Velen beschouwen deze datum als het officieuze begin van de Republiek Venetië, welke dan exact 1100 jaar zou bestaan. Vanaf de negende en zeker de tiende eeuw was Venetië nog enkel op papier deel van het Byzantijnse Rijk. Met de Vierde Kruistocht zal de Republiek zeer duidelijk maken hoe de verhoudingen geëvolueerd waren.
828: de Heilige Marcus (San Marco) wordt geroofd
De oorspronkelijke patroonheilige van Venetië was de Heilige Theodorus (San Teodoro), een christelijke soldaat en martelaar uit de Klassieke Oudheid. Bijna niemand herinnert zich dit nog, omdat de Heilige Marcus zo overweldigend aanwezig is als patroonheilige van de stad. Men ziet hem overal verschijnen: in gravures, standbeelden, reliëfs, schilderijen ... Nochtans is hij nog maar sinds 828 in Venetië, en wel op een zeer bijzondere wijze: zijn gebeente werd gestolen!
Volgens de legende zou de
evangelist Marcus, schrijver van het oudste evangelie rond 70 n.C., op doortocht geweest zijn in het gebied dat nu Venetië is. Daar kreeg hij bezoek van een engel die hem duidelijk maakte dat hij hier zou begraven en vereerd worden. De woorden waarmee de engel Marcus zou aangesproken hebben, ziet men zeer regelmatig in de kunst terugkeren: "Pax tibi Marce evangelista meus" - "Vrede zij met u, Marcus, mijn Evangelist". De Venetianen vonden dan ook dat ze recht hadden op de kostbare relikwieën van de Heilige Marcus. Die werden echter bewaard in Alexandrië, waar reeds geruime tijd de islamitische Saracenen het voor het zeggen hadden.
Begin negende eeuw begon de situatie voor de christenen daar precair te worden. De kalief zocht bouwmaterialen voor zijn paleis en de kerken van de christenen waren gedroomde leveranciers van bouwmaterialen. Christenen vreesden dat ook de kathedraal, waar Marcus' stoffelijke overschot bewaard werd, eraan zouden moeten geloven. Toevallig waren er twee kooplui uit Venetië in de stad. Zij boden aan Marcus mee te nemen en hem zo uit handen van de moslims te redden. Na veel aandringen gingen de christenen op het aanbod in. Natuurlijk moesten de kooplui het lijk ook nog uit Alexandrië en langs de douane smokkelen. Ze bedekten de kist met het stoffelijk overschot met gepekeld varkensvlees - haram of onrein voor moslims. De douaniers lieten hen dan maar snel passeren. In een andere, wellicht meer realistischer verhaal, stalen de twee kooplieden het stoffelijk overschot ...Vast staat dat Marcus sinds 829 de officiële
patroonheilige van Venetië werd, een figuur waarin elke inwoner zich kon herkennen. Zijn lichaam werd bijgezet in de San Marcobasiliek, de hofkapel van de doges.
1204: de Vierde Kruistocht en de verovering van Constantinopel
Sinds Mohammed in de zesde eeuw zich als profeet opstelde en de islam stichtte, verkeerde het christelijke Europa in permanente staat van oorlog met de islam. In 1099 eindigde de drie jaar eerder begonnen Eerste Kruistocht met de inname van Jeruzalem. Er zouden nog acht
kruistochten volgen, maar geen enkele is zo bijzonder als de Vierde Kruistocht. Paus Innocentius III had hiertoe opgeroepen. Vooral uit de gebieden die nu Frankrijk vormden boden heel wat soldaten en ridders zich aan. De plaats van vertrek werd bepaald op Venetië, waar ze schepen zouden huren om naar Egypte te varen. Via Egypte wilden de kruisvaarders dan oprukken naar Jeruzalem. Het draaide echter helemaal anders uit.
De kruisvaarders bleken niet in staat om het torenhoge bedrag dat Venetië voor het overzetten vroeg te betalen. De doge,
Enrico Dandolo, gooide het op een akkoordje met de leiders van de kruistocht: zij zouden eerst de stad Zara, in Kroatië, voor Venetië veroveren. Dat deze stad door christenen bewoond werd was blijkbaar geen enkel bezwaar. De verovering van Zara verliep voorspoedig; de kruisvaarders raakten langzaam verstrikt in dynastieke perikelen rond de Byzantijnse keizer. Opgejut door Dandolo besloten ze Constantinopel aan te vallen. Na een lang beleg viel de stad op 12 april 1204 ... waarna er drie dagen van plunderen en brandstichten volgde. De paus was overigens zeer fel tegen deze ontwikkelingen gekant en bedreigde de kruisvaarders zelfs met excommunicatie, de zwaarste kerkelijke sanctie.
Venetië kwam als grote overwinnaar uit de Vierde Kruistocht. Haar handelsbetrekkingen werden verstevigd en het kwam in het bezit van heel wat extra gebieden. Er werden ook talloze
kunstschatten uit Constantinopel naar Venetië gesleept, gaande van schilderijen, iconen tot beelden, welke tot op de dag van vandaag in Venetië te bewonderen zijn. Twee daarvan bevinden zich in de San Marco. Aan de buitenzijde is een beeld van de vier keizers ingemetseld. Het gaat over de zogenaamde 'Tetrarchen': de twee 'Augusti' en twee 'Caesars' die het verdeelde Romeinse Rijk in eendracht moesten bestuderen. Een andere, veel grotere beeldengroep zijn de paarden. Deze stonden wellicht in het hippodroom van Constantinopel en sieren nu de voorgevel van de San Marco, althans vier kopieën. De originelen zijn in de basiliek zelf te bewonderen.
1571: de Slag bij Lepanto
Na de Vierde Kruistocht zetten de Turken hun opmars verder. In 1453 veroverden ook zij Constantinopel, dat ondertussen opnieuw in handen van de Byzantijnen was, ditmaal definitief. Constantinopel werd Istanbul. Venetië voelde de druk van de Turken op o.a. Cyprus en besloot om een verbond met andere staten aan te gaan, iets dat de Venetianen slechts zelden deden. Deze
Heilige Liga bestond voornamelijk uit Spanje, Venetië, de Kerkelijke Staten en Genua. Ze zonden een immense vloot uit om de Turken te bekampen. Iets ten westen van Griekenland, vlakbij het plaatsje Lepanto (nu Nafpaktos), kwam het op 7 oktober 1571 tot een immense slag. De christenen wonnen overtuigend, maar konden hun overwinning nadien niet strategisch uitbuiten. Naar aanleiding van deze slag stelde de paus het feest van Onze-Lieve-Vrouw-van-de-Rozenkrans in - nog steeds wordt dit feest in oktober in de rooms-katholieke Kerk gevierd. De Slag bij Lepanto was een van de laatste grote gloriefeiten van de Republiek.
In de veertiende en vijftiende eeuw stond de macht van het Venetië op haar hoogtepunt. De stad beheerste niet enkel de hele lagune, maar ook heel wat eilanden en gebieden in het hele oostelijke gedeelte van de Middellandse Zee. In Italië ging het dan over delen van Lombardije en de Romagna, tot Ravenna toe. De kusten van de Balkan maakten al vroeger deel uit van de Republiek, net zoals Kreta en Cyprus. Gedeelten van Griekenland, Turkije en de Krim waren eveneens tijdelijk Venetiaans. Het
hoogtepunt van de macht viel (toevallig?) samen met misschien wel de creatiefste periode in de kunsten: de Renaissance en Barok. Doordat er in Venetië veel geld te vinden was, konden de adellijke families de beste kunstenaars in dienst nemen. Namen als Carpaccio, Tintoretto, Titiaan, Bellini, Tiepolo en Palladio ... klinken nu nog als een klok.
Bron: WikiImages, Pixabay 1797: Napoleon maakt een einde aan de onafhankelijkheid van Venetië
De
Franse Revolutie in 1789 veroorzaakte een diepe breuklijn in de geschiedenis van het Westen. De toen ontketende krachten van vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid werken door tot in de eenentwintigste eeuw. Toen Napoleon de sleutels van de Revolutie in handen kreeg, startte hij een reeks oorlogen waarin uiteindelijk ook de Venetiaanse Republiek definitief ten onder ging. Natuurlijk was Venetië al lang geen grootmacht meer - die plaats was al ingenomen door de grote mogendheden als Spanje, Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. De gebieden die ze buiten de lagune bezaten waren overgenomen door de Turken. Napoleon veroverde Venetië in 1797, maar gaf het korte tijd later aan het Oostenrijkse Rijk als deel van een verdrag. Later kregen de Fransen Venetië voor wat langere tijd in handen, om het in 1814 definitief te verliezen.
Al heerste Napoleon maar kort over Venetië, de gevolgen waren langdurig. De politieke structuur van de Republiek werd ontmanteld. De laatste doge, Ludovico Manin, deed afstand van de troon, de Grote en Kleine Raad werden ontbonden. Het wereldberoemde carnaval werd verboden. Kloosterorden en kerken werden gesloten. Ook op bouwkundig vlak deed Napoleon van zich horen. Hij liet de zogenaamde Napoleontische vleugel op het Piazza San Marco bouwen, waarvoor een eeuwenoude kerk moest wijken.
Bron: Mariamichelle, Pixabay Politieke structuur van de Republiek Venetië: de doge en zijn raadgevers
Wie met een oppervlakkige blik de geschiedenis van de stad Venetië bekijkt, is sterk geneigd om de stad als een soort monarchie te beschouwen. De heerser wordt er dan echter 'doge' genoemd, waar andere rijken over een koning, keizer, sultan, graaf enz. spreken. Niets is echter minder waar. De doge speelde inderdaad een belangrijke rol in het Venetiaanse staatsbestel, maar Venetië was gedurende de hele geschiedenis een republiek. Dit betekent dat het dogeschap sowieso niet erfelijk was - al konden enkele erg machtige of invloedrijke doges het wel doorspelen aan hun zonen of andere naaste verwanten. Een doge werd dus voor het leven verkozen uit de adellijke bevolking van Venetië. De verkozene mocht absoluut niet weigeren. Zijn echtgenote werd gebombardeerd tot dogaressa.
Het woord doge is afkomstige van het Latijnse woord 'dux', wat in het Nederlands meestal vertaald wordt door 'hertog'. Tijdens de middeleeuwen was een hertog een leenman van de koning. Zijn leengebied lag aan de grenzen - de hertog had dus een belangrijke militaire functie, waar een graaf een 'veiliger' leengebied bestuurde. Venetië was er al snel in geslaagd om volledig onafhankelijk van haar leenheer, de Byzantijnse keizer, te worden. De doge diende dus geen leenhulde meer te brengen. In tegendeel, Venetië creëerde in de loop van de geschiedenis zelf een aantal gebieden die afhankelijk van haar waren. De belangrijkste waren Kreta (Candia), Cyprus, de Peloponnesos (Grieks schiereiland) en de Veneto, het vasteland rond Venetië.
In het midden van de dertiende eeuw werd de (al niet erg uitgebreide) macht van de doge zeer sterk ingeperkt. Eigenlijk werd het een bijna zuiver ceremoniële functie. Het ging zelfs zo ver dat hij het dogepaleis enkel bij bijzondere gelegenheden (en met toestemming) mocht verlaten. Zijn post werd door de raadgevers opengemaakt. De doge was bijna de personificatie van Venetië die in allerlei ceremonies aantrad, zoals bijvoorbeeld het bekende 'huwelijk met de zee'. De doge en zijn gezelschap voeren op Hemelvaartsdag met de Bucinturo, het immense praalschip van de Republiek, naar Sant’ Andrea. Daar wierp de doge een gouden ring in de zee om het huwelijk tussen de stad en de zee te bevestigen. Hieruit blijkt nogmaals hoe belangrijk de zee voor de Venetianen was. Trouwens, deze traditie leeft nog door tot de dag van vandaag. De rol van doge wordt nu overgenomen door de burgemeester en de patriarch. De ring is wel heel wat minder kostbaar ...
De echte macht lag in handen van een aantal raden. De Grote Raad (Maggior Consiglio) bestond uit alle adellijke mannen ouder dan 25. Dit waren ongeveer 2000 mensen, een onwerkbaar aantal om te vergaderen en besluiten te nemen. Het belangrijkste bestuursorgaan (de uitvoerende macht) was de Raad van Tien: de doge die als voorzitter functioneerde, met door de Grote Raad voor één jaar verkozen leden. De Raad van Tien was ook een soort spionagedienst. Al heerste in Venetië meer vrijheid dan in de rest van feodaal Europa, controle moest er zijn. De Kleine Raad waren de zes belangrijkste raadgevers van de doge.
Van de bouw van de spoorwegbrug tot de eenentwintigste eeuw: toeristische trekpleister die dreigt te verdrinken
De val van de Republiek was voor Venetië misschien wel een zegen. Haar macht en economische welvaart waren al lang, ook door de ontdekking van Amerika, sterk afgenomen. Nu kreeg de stad iets anders: prestige en aantrekkingskracht. Sinds de achttiende eeuw bezoeken velen de stad aan de lagune om de cultuur te beleven, te genieten van het carnaval of om de Biënnale te bezoeken. In de eenentwintigste eeuw is het bezoekersaantal opgelopen tot een onvoorstelbare 18 miljoen toeristen per jaar. Dit staat tegenover 60.000 autochtone inwoners. In 1846 werd het isolement van de stad helemaal doorbroken door de bouw van de brug die het vasteland met de stad verbindt.
Immense cruiseschepen doen de stad aan, het verkeer op het water is exponentieel toegenomen. Voeg dit bij de klimaatverandering en het wordt duidelijk dat de stad sterk bedreigd wordt. Het water komt hoger en hoger, bruggen en dijken worden beschadigd. Sinds enkele jaren mogen grote schepen niet meer vlakbij het Piazza San Marco varen om dit te beschermen. Een peperduur project om de stad door dijken te beschermen wordt opgestart: Moisè - een verwijzing naar Mozes, die de wateren van de Rode Zee wist te bedwingen. Er is ondertussen sprake van het aantal toeristen te limiteren. In 2016 vond zelfs een betoging tegen de toeristen plaats ... En wie Venetië zegt, zegt meteen ook 'duiven' ... Al is dit probleem ondertussen wat ingedijkt. De diertjes krijgen via hun voedsel anticonceptiva toegediend, zodat de duivenpopulatie enigszins onder controle blijft.
Lees verder