De rimboe in met de Senegambia reis van KRAS
Wat bezielt een verwende westerling om de rimboe van Gambia en Senegal in te gaan, te slapen in nu niet bepaald de beste bedden, zonder warm water te zitten en de meeste tijd geen elektriciteit te hebben? En bovendien omringd te worden door wilde dieren en insecten? Belangstelling, de wil om verder te kijken dan wat onze wereld ons biedt en om te beseffen hoe goed we het hier hebben. De reis van KRAS naar Senegambia biedt die mogelijkheid.
Rondreis Senegambia van KRAS
Wie kiest voor de rondreis Senegambia, een reis door de binnenlanden van Gambia en Senegal kiest voor primitieve hutjes, zelden warm water of een echte douche en weinig comfort. Het is dan ook beslist geen reis waarbij je dagen aan het strand ligt in je mooiste bikini. Sterker nog, je ligt onderweg nergens in je bikini, tenzij je dat in je hutje doet. De reis is er wel eentje waarbij je dagen in het stof ronddoolt, want door de slechte wegen en de droogte is het reizen met de bus een constante manier van stofhappen. Op het einde van de dag is de hele groep dan ook een soort van rood om de snoet en aangezien er geen warm water onderweg is, blijft dat stof vaak een dikke week zitten tot er weer een echt hotel op het programma staat. En wat er dan van een mensenlichaam afkomt, is beslist vuil van de ergste soort. Nooit eerder zo’n vieze handdoek gezien.
Landen in Gambia en de aankomsthal van Banjul
De reis begint eigenlijk al op het vliegveld van Banjul. Een heel apart vliegveld, want wie Schiphol gewend is, weet niet wat hem nu overkomt. Na het landen wordt er een trap uitgerold en loop je zo de hitte in. Aan het einde van die trap staan ze, de mannen van het vliegveld. “Hello how are you?” scanderend. En dat gaat zo door. Tot de laatste dag vragen mensen hoe het met je gaat en waar je vandaan komt. En of je een momentje hebt, want ze hebben je natuurlijk iets aan te bieden. Van het vliegveld ga je vervolgens zo’n 100 meter met een bus naar de vertrek- en aankomsthal. Waar het een troepje is, maar wel een heel gezellig troepje. En waar goedbedoelde goederen voor projecten om mensen bij te staan vaak gedeeltelijk moeten worden ingeleverd. Vervolgens is het een toer om buiten te komen, want iedereen staat al aan je koffer te trekken. Voor 10 dalasi (als je die hebt) brengen ze hem echter wel voor je bij de bus.
Eerst een dagje bijkomen en wel douchen
De reis Senegambia zorgt er voor dat je eerst een nachtje kunt overnachten in een goed hotel en dan nog een dagje kunt bijkomen. Op die dag wordt overigens wel de krokodillenpool aangedaan. Daar liggen krokodillen ietwat versuft te wachten op toeristen die met hen op de foto willen. Je kunt ze aaien, ze bijten je kop niet af, omdat ze louter vis krijgen en vooral omdat het een soort heilige plek is aldus de verzorgers. En omdat het zo’n bijzondere plaats is, is de pool zo krachtig dat hij er voor zorgt dat mensen die maar geen kinderen krijgen die na een overgieting met het water daar wel krijgen. Het kind moet daarna wel naar de pool worden genoemd overigens. De pool wordt omringd door volkstuinen die womengardens worden genoemd. Geen wonder, de vrouwen verbouwen in Gambia de groenten op de wat dorre akkers. Na de krokodillen en de nodige informatie over de bomen die ook in het gebied staan (kapokbomen vooral) gaat de bus naar een batikplaats in Bakau. Er wordt daar met de hand geverfd en dat geeft bijzonder mooie tafelkleden, kledingstukken en andere kleedjes.
De markt van Serrekunda: het echte leven in Gambia
Het echte leven wordt overigens pas echt duidelijk op de markt van Serrekunda. Werkelijk alles staat daar uitgestald: van kleding tot voedsel en van tweedehands mobiele telefoons tot beeldjes. Maar vooral de voedselafdeling, daar waar het allemaal om draait in dit derdewereld land draait het. Want zo leeft men hier. Van dag tot dag, van dalasi naar dalasi. Elke dag worden bij gebrek aan koelkast of diepvries inkopen gedaan voor die dag. En dat betekent wat rijst met wat groenten eten. En soms, heel soms wat vlees erbij of vis. Vis die de hele dag met muggen erop, op de markt ligt te wachten op een koper. Deze struggle of life is waar het om gaat tijdens zo’n vakantie. Kijken hoe goed je het hier hebt, kijken of je daar nog iets kunt betekenen. Na die eerste indrukken (waarbij foto’s vaak niet zo’n goed idee zijn. Op de markt zijn ze er vaak niet zo van gediend om als aapjes te worden gekiekt) gaat de reis naar het rustig strand van Neferetti waar een als altijd goede lunch wordt opgediend. Een warme lunch, want in dit land wordt het liefst twee of drie keer per dag warm gegeten. Kip is een favoriet gerecht, rijst ontbreekt nauwelijks, maar ook couscous en pindasaus zijn favoriet. Gewoon omdat die laatste twee uit het land zelf komen. Ook van uien houden ze erg in Gambia en Senegal. Maar die groeien niet in de beide landen. Wie op onderzoek uitgaat, zal heel snel merken dat de uien die gebruikt worden allemaal uit Nederland komen. Ze worden met scheepsladingen tegelijk aangevoerd. En daar wordt dan de uiensaus van gemaakt die eigenlijk nooit ontbreekt op het menu.
Over stoffige wegen vol met gaten
Na nog een nacht in een gewone omgeving en met een warme douche en een zwembad, start dan de echte reis. Die gaat over rode en hete en vooral stoffige wegen met veel gaten naar Tendaba. Een zogenaamd camp, met weinig voorzieningen maar wel voldoende om te slapen en je hoofd onder de kraan te houden. En met een wc, want die luxe hebben wel alle voorzieningen van deze reis. Bijzonder in dit verband is onderweg een bezoek aan een veemarkt. Geiten en koeien worden er te koop aangeboden door bijzondere mannen in nog bijzonderder outfits. De getaande gezichten, bijna blauw van kleur lachen vaak maar enkele tanden bloot, maar zijn alleraardigst. Daartussen door laveren kinderen. Kleine kinderen zeulen nog kleinere kinderen met zich mee, snottebellen zover het oog reikt. Als we een paar snoepjes tevoorschijn halen (minties) staan er opeens ook tienerjongens voor ons. Ook zij willen wel graag een snoepje. En dan willen de ouderen ook wel eentje, want dat is luxe waar eigenlijk nooit geld voor is.
Insight the Gambia
Onderweg wordt gestopt in het dorpje Toumanitenda. Dit is een Jola dorp. In Gambia, maar eigenlijk in heel Afrika heb je tribes die een eigen taal hebben en zo hun eigen gewoonten. De ene stam is goed in akkerbouwen, de ander klimt met gemak in bomen om daar palmolie te oogsten of kokosnoten naar beneden te halen. In dit dorp hebben ze vooral ingezet op toerisme. Er zijn ecolodges gebouwd met een centraal gebouw waar mensen kunnen douchen en het toilet gebruiken (zonder deuren dat wel) en waar in diverse hutjes geslapen kan worden. Op de daken van een centraal gebouw staat een zonneboiler die zorgt voor elektriciteit. Niet voor alle onderdelen van het park, maar wel voor een deel. Het is mooi om te zien dat een hele gemeenschap daar samenwerkt om een betere toekomst op te bouwen via een ideaalmodel. Boven de deur van het camp hangt een mooi bordje waarop staat wat er is verdiend in het camp en wat er is uitgegeven. Na een grondige uitleg en een rondleiding over het kamp, denken we even dat we gearresteerd worden. Twee jeeps vol militairen komen opeens met veel vertoon binnenvallen. Ze hangen wat rond in de hangmatten (maar dat mogen we niet filmen of fotograferen, want politie of militairen mogen niet op de kiek worden gezet), drinken water en gooien water over hun hoofd. Of ze hangen rond op een matras dat ergens is neergelegd onder een schaduwrijke boom. Uiteindelijk vertrekken ze weer als wij een lokale lunch krijgen aangeboden. Heerlijk lokaal voedsel dat op een vuurtje is bereid.
Apenbrood van de Baobabboom
Omdat ik pijn in mijn maag heb (niet van het eten) klimt een van de mensen van het kamp de Baobab boom in om apebrood voor me te plukken. Dit is een grote harde vrucht die je kapotslaat en er vervolgens het harde witte vruchtvlees uithaalt. Goed voor je maag en darmen als we de Afrikanen mogen geloven. Dus eten we het, net zoals ik overal een kopje Guave thee krijg aangeboden. Ook dan klimt er iemand voor me de boom in en krijg ik een kop van het geneeskrachtige drankje. En terwijl je overal voor moet betalen, kost zo’n kopje nooit iets. De zieken moeten worden bijgestaan, zo lijkt het motto.