Dwars door Cuba: provincie Cienfuegos
De Cubaanse provincie Cienfuegos laat men bij een Cuba-reis heel vaak links liggen ondanks het feit dat de provinciehoofdstad Cienfuegos op de lijst van werelderfgoed van de Unesco prijkt. Laten we eens door de provincie reizen.
Cienfuegos. Camilo ?
Wie Cuba en zijn geschiedenis een beetje kent zal zich al gauw afvragen hoe het komt dat nationale held en historisch figuur van de Cubaanse revolutie Camilo Cienfuegos zijn naam heeft gegeven aan één van de Cubaanse provincies. Niets is echter minder waar. De provincie Cienfuegos is één van de “nieuwere” Cubaanse provincies die ontstond na de administratieve hervormingen van de staatsstructuur in 1975. Toen splitste men de toenmalige provincie Las Villas (die veel groter was dan de huidige provincie Villa Clara) op in verschillende kleinere provincies, waaronder eentje die de naam Cienfuegos kreeg (naar de hoofdplaats van de provincie). Die hoofdplaats en dus ook de provincie is echter genoemd naar José Cienfuegos, de Spaanse kapitein-generaal die aan de macht was tussen 1816 en 1819, net wanneer de stad gesticht werd.
Cienfuegos: economisch belang
De vrij kleine Cienfuegos-provincie is gelegen in het zuiden van Centraal-Cuba, geklemd tussen Matanzas in het westen, Sancti Spiritus in het oosten en Villa Clara in het noorden. Een deel van het Centraal-Cubaanse Escambray-gebergte ligt op het grondgebied van deze provincie, inclusief de hoogste piek van het gebergte, de Pico San Juan (1140 meter). Het is één van de meest welvarende regio’s van het land (een regio die trouwens sinds de 19de eeuw altijd economisch belangrijk is gebleven), iets wat zich ten dele weerspiegelt in het uiterlijk van de stad Cienfuegos, een nette en trotse stad met verschillende brede lanen en statige 19de-eeuwse gebouwen. De welvaart was lange tijd bijna uitsluitend afkomstig van de suikerproductie en van koffieteelt op de flanken van het gebergte. Tegenwoordig kent de streek ook redelijk wat industrie: de grootste cementfabriek van het land is er terug te vinden, één van ’s lands vier olieraffinaderijen, een papierfabriek (op basis van afval uit de suikerindustrie), één van de grootste thermo-elektrische centrales van het land, scheepsbouw, enzovoort. Een groot deel van Cuba’s garnalenvissersvloot heeft ook de haven van Cienfuegos als thuisbasis.
De hoofdstad Cienfuegos
De hoofdstad van de provincie, Cienfuegos, wordt door Cuba-bezoekers heel vaak over het hoofd gezien, niettegenstaande het één van de negen Cubaanse plaatsen is die intussen op de Unesco-lijst van werelderfgoed werden geplaatst. De stad werd gesticht in 1819 door Louis Declouet en andere Franse kolonisten die na een slavenopstand in het naburige Haïti naar Cuba waren uitgeweken op zoek naar een nieuwe standplaats om zaken op te starten. Ze kozen deze plaats omdat de baai waaraan de stad gebouwd werd een schitterende haven toeliet (de ingang van de baai is immers met een diepte van bijna 200 meter ideaal voor scheepvaart, net zoals de vaargeul van 60 meter diep; bovendien is de baai één van de drie grootste baaien aan de Cubaanse zuidkust, samen met die van Santiago de Cuba en Guantanamo) en dus een uitstekende plaats was om handelszaken op te zetten. Ze noemden de nieuwe stad Fernandina de Jagua, een naam die een aantal jaren later werd vervangen door Cienfuegos. De stad is in vergelijking met de meeste andere Cubaanse provinciehoofdsteden dus vrij jong en anders van stijl en geest dan de door de Spanjaarden gestichte koloniale steden (de zogeheten Spaanse ‘Villas’). Het enige oudere element van de stad is het Spaanse fort dat werd opgetrokken aan de overkant van de baai in de 18de eeuw, vandaag het tweede belangrijkste koloniale fort aan de Cubaanse zuidkust (na Santiago). In die tijd was de rest van de regio vrij dun bevolkt en smokkelaars en boekaniers konden er rustig hun stek uitkiezen. Een verdedigend fort was dus zeker op zijn plaats.
Castillo de Jagua, het koloniale Cienfuegos
Het fort luistert vandaag de dag naar de welluidende maar zeker niet gemakkelijk in de mond liggende naam Castillo de Nuestra Señora de los Angeles de Jagua, een naam die eer hij uitgesproken is misschien al genoeg tijd verschafte om het fort zelf in te nemen. Huidige bezoekers aan Cienfuegos kunnen er zeker een kijkje nemen. U kan er raken door de hele baai rond te rijden maar gemakkelijker en leuker is het om van op de dijk van Cienfuegos een bootje te nemen (of de lokale – nogal roestige – ferry) en zo de baai over te varen tot bij het Castillo de Jagua (verkorte naam), uittorenend boven het vissersdorpje (niet veel meer dan een paar houten stulpjes eigenlijk) Pueblo de Jagua. Het militaire bouwwerk werd ontworpen door José Tantete en opgetrokken tussen 1733 en 1745. Met zijn meer dan twee meter dikke muren en 8 verdedigende kanonnen moest het fort bescherming bieden tegen frequente aanvallen van piraten, een euvel waaronder elke Cubaanse kuststad in die tijd te maken had.
Het statige Cienfuegos
Wie door de hoofdstad Cienfuegos dwaalt, komt al gauw onder de indruk van de statige façades die vrij Europees aandoen, de verkeersvrije winkelwandelstraten, de nette onderhouden publieke domeinen, het grote Tomas Terry theater, de lokale Malecon (dijk) naar het voorbeeld van die van Havana. Op het centrale stadsplein, Parque José Martí, wordt de aandacht getrokken door het eerder genoemde Terry theater en door het beeld van José Martí. Samen met het Sauto theater van Matanzas en het Caridad theater van Santa Clara vormt het Terry theater het “klassieke triptiek” van de grote Cubaanse theaters. In de 19de eeuw wilde de lokale elite immers heel graag hun gecultiveerdheid laten zien door het voorbeeld van Europa te volgen en in elke stad met enige naam een groot theater neer te zetten. De zonen van de Venezolaanse zakenman en industrieel Tomas Terry (rijk geworden door de handel in suiker) deden dit in Cienfuegos door ter ere van hun vader dit theater te laten optrekken. De opbrengst van de toenmalige voorstellingen ging grotendeels naar de armere inwoners van de stad. Het Terry theater opende in 1895 zijn deuren en een publiek van 950 man kon er een versie van Verdi’s Aïda aanschouwen. In de lobby van het theater staat nog steeds een witmarmeren beeld van Tomas Terry de bezoeker te verwelkomen. Het plafond van de centrale hal wordt gesierd door een fresco waarop een engel staat afgebeeld die een horloge vasthoudt. De wijzers duiden 4 uur aan, naar verluidt het tijdstip waarop het schilderij werd afgewerkt.
Verder vindt de bezoeker op het centrale plein uiteraard het marmeren standbeeld van nationale held José Martí, samen met een beeld dat de republiek Cuba personifieert. De figuur doet nogal sterk denken aan de figuur die op afbeeldingen de Franse republiek verpersoonlijkt en dat is ook de bedoeling. De onafhankelijkheidsstrijders of “mambises” sympathiseerden sterk met het gedachtegoed van de Franse revolutie en kozen voor de Cubaanse vlag dan ook maar meteen dezelfde kleuren als van de Franse vlag. Rondom het plein vinden we verder heel wat bustes terug van verschillende weldoeners van de stad. Rechtover het Terry theater vinden we vandaag de dag de Palatino-bar terug, gevestigd in het oudste gebouw van de stad (afgewerkt in 1840). Ernaast prijkt het gemeentelijk museum en nog daarnaast het koepelgebouw van het provinciale bestuur. Hiertegenover op de andere hoek staat het opvallende gebouw van het Palacio de Ferrer, vandaag een hotel geworden. De stijl is hier behoorlijk Jugendstil. Een kleine triomfboog op het plein duidt de plaats aan waar voor de eerste keer het Cubaanse volkslied zou weerklonken hebben na de onafhankelijkheid op 20 mei 1902.
Palacio del Valle, extravagant Cienfuegos
Wie het centrum even verlaat en langs de kleine Malecon van Cienfuegos wandelt komt automatisch bij de wijk Punta Gorda uit, een schiereilandje dat als een vinger de baai inwijst. Bijna op de punt van deze vinger vinden we één van de meest opvallende gebouwen van de stad terug, het Palacio del Valle. Het lijkt wel weggeplukt uit het Spaanse Alhambra. Moorse invloeden zijn dan ook sterk overwegend en wie het Alhambra in Granada bezocht ziet al gauw de Patio der Leeuwen voor zijn geest opduiken. Toch zijn ook elementen uit de Italiaanse rennaissance in het gebouw verwerkt en het geheel oogt nogal druk. Zakenman Del Valle y Blanco liet het kleinood optrekken in 1917 en de Italiaanse architect Colli mocht er zijn fantasie botvieren. Na de Cubaanse revolutie in 1959 vluchtte de Del Valle familie naar het buitenland en het paleis kwam in handen van de staat alwaar een hotelschool werd ingericht. Sinds 1990 vinden we er een restaurant in terug waar tot nader order nog steeds sfeermuziek wordt gebracht door een hoogst flamboyante pianospeelster en zangeres die er alles aan doet om elke bezoeker een memorabele avond te bezorgen.
Cienfuegos en zijn kerncentrale
Op het grondgebied van de provincie Cienfuegos vinden we ook de resten van wat ooit de eerste Cubaanse kerncentrale had moeten worden, de centrale van Juraguá. Met steun van de Sovjetunie werd in het begin van de jaren tachtig gestart met de bouw van de centrale, aan de noordkant van de baai van Cienfuegos. Technici en ingenieurs werden opgeleid (ook in de Sovjetunie en in Oost-Duitsland), een “nucleair dorp” werd uit de grond gestampt om onderkomen te vormen voor iedereen die er werkte en in de toekomst ook zou werken. Maar het mocht niet zijn. De val van de Sovjetunie begin jaren negentig zorgde ervoor dat de geldkraan dicht ging en Cuba had zelf al helemaal niet genoeg middelen om de centrale verder af te werken. Een tijdlang probeerde men de voor 75 % afgewerkte centrale te onderhouden in de hoop er ooit aan verder te kunnen werken maar geldgebrek en het meer en meer toespitsen op groene energie en nieuwe technologieën (wind, zon, biomassa) maakten dat men hier uiteindelijk van afzag. De koepel van één van de reactoren is nog steeds te zien vanuit Cienfuegos aan de overkant van de baai.
De natuur in Cienfuegos
Natuurliefhebbers kunnen in Cienfuegos provincie hun hart ophalen in de Botanische Tuin Soledad. De tuin werd opgericht in 1901 door een Amerikaans suikerbaron die er onderzoek wou uitvoeren naar (het rendement van) verschillende soorten suikerriet. Uiteindelijk plantte hij er diverse exotische planten en de tuin groeide uit tot een echte botanische tuin. Vanaf 1919 was de tuin in handen van de universiteit van Harvard en sinds 1961 beheert het Instituto de Ecologia y Sistematica de tuin. De tuin is 90 hectare groot en bevat meer dan 2000 plantensoorten waaronder tientallen soorten ficussen en meer dan 270 verschillende palmsoorten.
Aan de zuidkust van Cienfuegos zijn een aantal plaatsen waar ook duikers aan hun trekken komen (onder meer vanuit het hotel Villa Guajimico kan er gedoken worden).
© 2010 - 2024 Youriblieck, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Ecotoerisme in CubaDat het Caribische eiland Cuba een topbestemming is voor tropische strandvakanties, voor zij die houden van meeslepende…
Werelderfgoed op CubaWist u dat Cuba intussen reeds 9 keer vertegenwoordigd is op de werelderfgoedlijst van Unesco ? Iedereen die Cuba bezoch…
Cayo's van CubaHet tropische eiland Cuba is een topbestemming in de Caraïben. De grote toeristische belangstelling is het gevolg van ee…
Geschiedenis van CuracaoAls onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden is Curaçao sterk verbonden met Nederland. Dit geldt niet alleen in poli…