Dwars door Cuba: Camagüey
De Centraal-Cubaanse provincie Camagüey herbergt opnieuw één van de zeven eerste historische steden van Cuba, een boeiend hoofdstedelijk oud centrum, tradities en lokale helden en één van de betere duikbestemmingen van het land. Een niet te versmaden provincie dus.
Stichting van Santa Maria del Puerto del Principe
Tijdens hun verovering van het eiland stichtten de Spanjaarden gaandeweg zeven steden, zeven “villa’s”. Ze begonnen met Baracoa in het oosten en eindigden met Havana in het westen; ergens daartussenin stichtten ze in 1515 Santa Maria del Puerto del Principe, aan de noordelijke centrale kust van het eiland, dicht bij waar nu de stad Nuevitas is terug te vinden. Deze plaats bleek echter niet heel geschikt voor een blijvende nederzetting gezien de afwezigheid van goede landbouwgrond en de nabijheid van de kust wat de stad tot een geliefkoosd doelwit voor piraten maakte. Al snel – in 1528 – besloten de bewoners dan ook om hun stad opnieuw te stichten, dit keer meer landinwaarts, op de plaats van de huidige stad Camagüey. Als extra verdediging tegen aanvallers bouwden de inwoners hun stad dit keer met een heel chaotisch en verwarrend stratenpatroon, dit in tegenstelling tot het geordende dambordpatroon dat de meeste Cubaanse steden vertonen. Het centrum van Camagüey werd een wirwar van bochtige straten, pleinen en pleintjes, scherpe bochten en kleine steegjes. Ook vandaag nog maakt dit het voor de bezoeker niet gemakkelijk om de stad op eigen houtje te verkennen. Ondanks de nieuwe stichting bleef de naam Santa Maria del Puerto del Principe behouden, de naam Camagüey is er pas gekomen in 1903 wanneer men de inheemse oorspronkelijke naam van de plaats als officiële naam koos.
Stad der tinajones
Vandaag de dag is de provincie de grootste van het land en de hoofdstad Camagüey is na Havana en Santiago de Cuba de derde stad van het land, met ongeveer 350.000 inwoners.
Het grondgebied van deze enorme provincie is grotendeels vlak en bleek daarom ideaal voor veeteelt. Een groot deel van Cuba’s veestapel graast op de grasvlaktes van Camagüey en bijgevolg vinden we ook een belangrijk stuk van de zuivelproductie op Camagüeyaans grondgebied. De stad kreeg de bijnaam “stad der tinajones”, een soort reusachtige keramieken kruiken (soms tot 1,5 à 2 meter hoog) die alleen in Camagüey gemaakt werden en eeuwenlang patio’s en tuinen sierden. Ze hadden bovendien ook een praktisch nut: het waren voorraadtanks voor drinkbaar regenwater en stonden samen met verschillende kruiden in een fris hoekje van de binnentuinen. Ook nu nog zijn er een aantal meesterpottenbakkers in Camagüey die de enorme tinajones produceren. Geïnteresseerden kunnen zeker eens langs bij één van die ateliers.
Grootste historisch centrum
De stad kent qua oppervlakte het grootste historische centrum van het land en een wandelende verkenning van het historische Camagüey is dan ook zeker de moeite waard. Gezien de afstand tussen Camagüey en de meeste grote trekpleisters van Cuba laten veel Cuba-bezoekers de stad echter links liggen, wat haar des te aantrekkelijker maakt voor wie er wel komt.
Een wandeling in Camagüey
Een wandeling door Cuba’s derde grootste stad kan beginnen op het plein van de revolutie, hier getooid door een monument en standbeeld van de lokale historische held Ignacio Agramonte. Agramonte was een 19de-eeuwse advocaat die zich inzette voor de onafhankelijkheid van Cuba en als dusdanig actief meevocht in de eerste onafhankelijkheidsoorlog (1868-1878). Hij wordt uiteindelijk majoor-generaal van het bevrijdingsleger – verdient er zijn bijnaam aan “El Mayor” – en sneuvelt in 1873 in de strijd. Zijn naam en beeltenis komt overal in de stad terug en de inwoners van Camagüey noemen zichzelf zelfs trots Agramontines.
Via de Avenida Agramonte begeven we ons van het revolutieplein naar het historische centrum. In bijna alle straten van dit centrum kunnen we nu al de veelkleurige façades, stucco versierselen, siersmeedijzeren hekken en oude, brede, houten deuren zien die de stad een koloniaal cachet verlenen. Her en der duikt in de straten een oude koloniale kerk op, meestal met een bijhorende ontstaansmythe erbij. De eerste kerk die we tijdens onze wandeling tegenkomen is de kerk van La Soledad. Een sobere bakstenen buitenkant doet niet vermoeden dat de kerk binnenin versierd is met een schitterend beschilderd cederhouten plafond dat enigszins Moors aandoet. We wandelen verder en komen zo op de Plaza de los Trabajadores (een naam die dateert van het begin van de jaren 1960 omdat hier effectief de eerste massabijeenkomsten van Camagüeys arbeiders plaatsvonden; voordien was het plein bekend als Plaza de la Merced (naar de gelijknamige kerk). Hier springen een aantal zaken in het oog. Aan één zijde vinden we het geboortehuis van niemand minder dan Ignacio Agramonte terug, vandaag een museum geworden over het leven van de man. Aan de andere kant van het plein vinden we de kerk en het aanpalende (nog actieve) klooster van La Merced (1748). Deze kerk herbergt misschien wel de grootste religieuze schat die er op Cuba te vinden is, namelijk El Santo Sepulcro, een volledig uit zilver gemaakt grafschrijn, daterend uit de 18de eeuw en gemaakt door een Mexicaanse zilversmid, Don Juan Benitez Alfonso. Op het postkantoor op het plein prijkt een grote geschilderde afbeelding van Che Guevara.
Verder wandelend langs het theater (waar geregeld opvoeringen kunnen gezien worden van het tweede belangrijkste ballet-ensemble van Cuba, na het nationaal ballet van Havana) komen we uiteindelijk op het centrale plein uit, Plaza Ignacio Agramonte (het oorspronkelijke Wapenplein, “Plaza de Armas”, van de Spanjaarden). In het midden van dit plein staat een bronzen ruiterstandbeeld dat alweer de lokale held herdenkt, rondom rond staan 4 koningspalmen die de onafhankelijkheidsstrijder Joaquín de Agüero en zijn companen herdenken, mannen die naar aanleiding van een opstand tegen de kolonialen in 1851 door de Spanjaarden werden gefusilleerd op dit plein. Verder op het plein bevindt zich ook de statige kathedraal en Camagüeys Casa de la Trova. Ook hier weer kunnen lokale groepjes en muzikanten hun kunsten aan het publiek laten horen.
We houden de Casa de la Trova aan onze rechterkant en wandelen verder de bochtige straat naar beneden in – links en rechts staan verschillende mooie koloniale façades – om zo uiteindelijk via een aantal kleine, kleurrijke straatjes uit te komen op de Plaza de San Juan de Dios, misschien wel het meest pittoreske pleintje van de stad. Dit is als het ware een decor voor een historische film. De kerk van San Juan de Dios priemt boven het pleintje uit met haar kleine klokkentoren; houten balustrades, een geplaveid wegdek, kleurige gevels en pannen daken helpen allemaal mee in het scheppen van een uiterst koloniale sfeer. In de kerk en het aanpalende voormalige hospitaal werd ooit het lichaam van de gesneuvelde Agramonte opgebaard en geïdentificeerd. De man was op het slagveld gesneuveld en de Spanjaarden hadden zijn lichaam gerecupereerd en naar het hospitaal van San Juan de Dios gebracht. Aan de overzijde van het plein hangt aan een gevel de tekst van het liedje “Al Mayor” van Silvio Rodriguez, geschreven en gebracht ter gelegenheid van de 100ste verjaardag van de dood van Agramonte (1973). Culinaire lekkerbekken moeten op dit pleintje in Camagüey zeker langs bij het restaurant La Campana de Toledo, waar ze de lokale specialiteit “boliche” serveren. Een aanrader.
De wandeling doorheen het historische centrum kan worden afgerond op de Plaza del Carmen, op een boogscheut van de Plaza San Juan de Dios. Recent gerestaureerd nodigt dit pleintje en het aanpalende straatje uit tot slenteren, keuvelen, een kijkje te nemen in de verschillende kunstgallerijtjes. Leuk detail: een lokale kunstenaar maakte een aantal jaren geleden een keramieken versie van een aantal gekende stadsfiguren van Camagüey. De beelden kregen hun plaats op het plein en vormen zo een kleine openluchttentoonstelling: de waterkruikenverkoper, de roddelende tantes, de krantlezende oude man…
Top-duikstekken binnen de grenzen
Wie na het bezoek aan dit uitgestrekte historische centrum even de natuur wil induiken (letterlijk dan) vindt in de provincie Camagüey eveneens zijn gading. Aan de noordkust van de provincie ligt immers het nog steeds vrij ongerepte eiland “Cayo Sabinal” en de intussen vrij gekende badplaats Santa Lucía. Duikers en snorkelaars kunnen hier in elk geval ten volle aan hun trekken komen. Ook aan de zuidkust van de provincie kunnen duikers terecht op de oostelijke helft van de archipel Jardines de la Reina (westelijke helft hoort bij de provincie Ciego de Avila), een reeks koraaleilandjes die hier en daar wat worden aangepakt om de paradijsjes te ontsluiten voor het (duik)toerisme.
© 2011 - 2024 Youriblieck, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Cayo's van CubaHet tropische eiland Cuba is een topbestemming in de Caraïben. De grote toeristische belangstelling is het gevolg van ee…