Zuid Thailand verbluft

Een visser ligt op zijn boot te zonnen als een miljonair passeert:
“Het is nog maar middag. Jij kunt nog gemakkelijk wat vissen vangen.”
“Waarom zou ik dat doen?” antwoordt de visser.
“Met die extra verkoop kan je iemand in dienst nemen en nog meer vissen vangen”, legt de miljonair uit.
“Waarom zou ik dat doen?” antwoordt de visser opnieuw.
“Daarmee kan je een tweede boot kopen.”
“En waarom zou ik dat doen?” vraagt de visser voor een derde keer.
“Dan hoef je zelf niet meer te vissen en kan je allemaal leuke dingen doen”, zegt de miljonair.
“Dat doe ik toch al?” zegt de visser.
Iedere keer als ik aan een eetkraam, met een gids of in het hotel in een vreemd gesprek beland, moet ik aan die parabel denken. Boeddhisten vertellen parabels om het leven uit te leggen en deze parabel toont in een paar zinnen dat de Thai, door hun geloof en cultuur, de zaken vaak anders zien dan wij. Ze durven nogal ontwijkend antwoorden en komen al eens passief over, wat veel toeristen ergert. Maar eens je hun manier van denken begrijpt, zie je dat de Thai eigenlijk heel grappig zijn en graag van het leven genieten. In het nu.
Phang Nga
The Royal Phuket Marina om acht uur ’s morgens. Het is er druk. De heiige lucht kleeft als een tweede adem op m’n lijf en ik ben blij dat we een dagje op zee kunnen. Speedboten en catamarans vertrekken vanuit de kleine haven naar Phang Nga, een baai van 400 kilometer lang, die dankzij de vele kalksteenrotsen een verbluffend landschap creëert. Het lijken wel prehistorische tanden! Of ruggenwervels die her en der in de zee gedropt werden. Van dichtbij vormt de hele fauna en flora echter een sensationeel nationaal park met verborgen lagunes, mangroves, onderaardse grotten en oerwoudjes. In de baai stappen we van een speedboot over in zeekajakken. Onze nieuwe kapitein ziet er amper zestien uit. In short en met een Ray-Ban op zijn neus brengt hij ons via een ondergrondse grot naar een open lagune. Het ondiepe water is warm. Er heerst een bijna sacrale stilte. Een enorme salamander glipt weg achter een rots. Maar er zijn nog vreemde diersoorten: een wandelende vis, die in de mangrove blijkbaar een slijkspringer heet. Op de rotsen rusten rifreigers en makaken uit.Thais eten; Hot, hotter, hottest
Tom yam, pad thai, kheng phet moe en khao niaow ma muang. Oftewel, garnalensoep, gebakken noedels, rode curry met varkensvlees en zoete rijst met mango. Dat is wat we vandaag onder begeleiding van de souschef van het hotel klaarmaken. En opeten. Als er één kookles is die ik wil volgen, is het deze wel. De Thaise keuken is ongelofelijk lekker en de gerechten zijn vlugger klaar dan je ze kunt uitspreken. De ingrediënten die voor onze neus uitgestald staan, komen van overal: noedels uit China, chili uit Zuid-Amerika en curry uit India. Maar het Thaise, tropische klimaat zorgt met zijn limoengras, kokosmelk, rietsuiker, tamarinde en mango voorde finishing touch. De setting, een pagode aan de rand van een meer, kan niet beter. Ik vind al die verschillende potjes en kommetjes op tafel fantastisch. Zoet, zuur, zout, bitter én zéér pikant, afgewisseld met een deugddoende pollepel rijst, passeren allemaal de papillen. Delen is de boodschap en hoe meer alles door elkaar gehusseld wordt, hoe liever. Al eet ik minstens even graag op straat aan een van de duizenden eetkraampjes. Het eerste wat opvalt in Thailand: de alomtegenwoordige, scherpe geur van vissaus.Het nachtleven blijkt al even pikant als het eten en onthutsend als de natuur. Ladyboys, hoogbenige en graatmagere modellen, rugzaktoeristen en expats lopen in Patong allemaal door elkaar. Ze zijn op zoek naar vertier, losbandige liefde of gewoon nieuwsgierig. En dat laatste zijn we graag allemaal.