Alpujarras in Andalusië: witte dorpjes in een ruige natuur
De Zuid-Spaanse bergstreek Alpujarras doet wat Marokkaans aan. Geen wonder, Moorse vluchtelingen bouwden hier ooit de eerste witgekalkte huizen met platte daken en ronde schoorstenen. In dit bergachtige gebied is het heerlijk wandelen. Maar luieren en genieten van het uitzicht kan ook prima.
De Alpujarras is een bergachtige streek op de zuidelijke flanken van de bekende
Sierra Nevada in Andalusië, Zuid-Spanje. Het gebied is in trek bij wandelaars en trekkers. De doorsnee toerist bezoekt in Andalusië vooral de bekende steden Granada en Ronda, de zonnige kust en de 'witte dorpjes' (pueblos blancos) ten noorden van Ronda. Het is echter beslist de moeite waard om ook een paar dagen door te brengen in de
Alpujarras en te genieten van de rust, de frisse lucht en de weidse uitzichten. En er komen nog altijd voldoende toeristen om te zorgen voor een goede toeristische infrastructuur.
Terrasvormige hellingen
Op de weg van Lanjarón naar het hoogst gelegen Spaanse dorp Trevélez sla je ongeveer halverwege af naar de charmante dorpjes Pampaneira, Bubión en Capileira. Deze drie
pueblos blancos liggen boven elkaar aan de rand van de Poqueirakloof, een groene vallei met steile zijwanden. Ze zijn gebouwd op de terrasvormige hellingen en de weg die de dorpen met elkaar verbindt, biedt in elke bocht een adembenemend uitzicht. De dorpen tellen veel winkels met lokaal
aardewerk, tapijten en dekens, zowel langs de doorgaande weg als hier en daar in de smalle straatjes. Men is hier best ingesteld op toeristen, maar nu, in juni, hangt er in de winkels nog een wat landerige sfeer. In de restaurants en op de terrassen is het aangenaam rustig. Heel anders dan in Granada en Ronda, waar het hoogseizoen een week terug al aardig was losgebarsten.
Inwoners gezocht
Bij de ingang van het laagst gelegen dorp
Pampaneira worden we verrast door een bord. De inwoners roepen de reiziger op om in hun dorp te komen wonen. Het verbaast ons en is in tegenspraak met ons beeld van naar binnen gerichte berggemeenschappen. Blijkbaar heeft de komst van toeristen ervoor gezorgd dat de inwoners meer openstaan voor vreemdelingen. We vragen het de ober van het restaurant waar we een glas
tinto de verano drinken (zomerwijn: een verfrissend mengsel van rode wijn en 7-up). “Er trekken veel jongeren weg naar steden als Málaga en Almería”, legt hij uit. “En ook de
plasticultura biedt veel werkgelegenheid.” Hij doelt op de vele vierkante kilometers glimmende kassen van polyethyleen ten noorden van Almería, waarin groente en fruit verbouwd wordt. “Onze bevolking wordt gemiddeld ouder, er staan steeds meer huizen leeg en dat baart ons zorgen.” Werkt de oproep? “Tja, er vestigen zich wel wat buitenlanders in en om Pampaneira, die
oude huizen restaureren en redelijk integreren in onze gemeenschap. Maar deze regio is een stuk minder populair dan bijvoorbeeld de heuvels ten noorden van Málaga, waar in sommige dorpen een derde van de bevolking van buiten komt.” Hij haalt zijn schouders op. “Wat kunnen we er nog meer aan doen?”
Moorse daken
We huren een kamer in een pension in het middelste dorp,
Bubión. Het is van de drie het rustigste en minst bezochte dorp. De doorgaande weg voert door het wat nieuwere deel van Bubión. In het oude dorp, een stukje lager gelegen, vallen we van de ene verbazing in de andere. Wat is het hier mooi! Smalle en bochtige straten, die stijgen en dalen en steeds nieuw zicht bieden op witgekalkte huizen, met smeedijzeren balkonnetjes vol bloemen en planten. We passeren pleintjes en hangen aan de rand van het dorp over de reling om te genieten van het uitzicht op de diepe kloof. Een vergelijkbaar uitzicht hebben we vanaf ons
dakterras, alleen staan er tientallen ronde, gewitte schoorstenen voor. Het is ’s avonds behoorlijk fris en open haarden worden dan ook intensief gebruikt. Ondanks het wat ruige klimaat woonden er ver voor onze jaartelling al mensen in de Alpujarras. De huidige stijl van huizen bouwen, met platte daken, dateert echter van het eind van de 15e eeuw, toen zich in de streek
Moren vestigden. Zij waren door christenen verdreven uit hun laatste islamitische bolwerk Granada en zochten hier een veilig heenkomen. Ook nieuwe huizen worden veelal in deze 'Moorse' stijl gebouwd.
Leven in eenzaamheid
De volgende ochtend rijden we naar het hoogstgelegen dorp
Capileira. In onze reisgids lazen we over een wandeling door de kloof, die hier begint. De wandeling is niet gemarkeerd, maar als we aan de rand van het dorp aankomen, bij Calle Cubo, zien we de route langs de bergwand eenvoudig liggen. Ook verderop, als andere paden ons pad kruisen, verdwalen we niet, zolang we ons maar aan de richtlijn ‘naar beneden’ en ‘dieper de kloof in’ houden. De
Poqueirakloof wordt naar het noorden toe steeds smaller en snijdt door de heuvels tot aan de op een na hoogste top van de Sierra Nevada: de Pico Veleta op 3.398 meter. De hoogste top, de Mulhacén (3.481 meter), ligt meer oostelijk en is in dit deel van de Alpujarras niet te zien. Onderweg passeren we verlaten boerderijen. Ze zijn gebouwd op smalle terrassen, met om het huis wat ruimte voor een moestuin en gras voor de dieren. De muren staan doorgaans nog overeind, verstevigd door balken boven de deur- en raamopeningen, maar de daken zijn ingestort. Wat moet het leven hier
eenzaam zijn geweest, op een plek waar je zelfs een eind moet lopen om in een afgelegen dorp te komen.
Een lokkende beek
Op de bodem van de kloof steken we via een brug een
klaterende beek over en vervolgen onze weg aan de overkant. Nu moeten we flink klimmen. We passeren nog meer verlaten huizen en rusten uit onder een boom. Het is inmiddels erg warm. Om de wandeling af te maken moeten we nog een flink eind noordwaarts klimmen. We bekennen onszelf dat het frisse water van de beek enorm lokt en
wandelen terug naar de brug. De rest van de middag zitten we op een platte steen in de schaduw te lezen, met onze voeten bungelend in het koude water. Dat is ook vakantie!