Overijssel (provincie Nederland)
Overijssel is een gezellige provincie met veel bezienswaardigheden. Overijssel staat vooral bekend om het bosgebied 'de heuvelrug'. De economie werd vroeger voornamelijk in stand gehouden door de rivier de IJssel. Voor toeristen is Overijssel ook een hele mooie bestemming. Overijssel heeft bijvoorbeeld veel kastelen en watermolens.
Algemeen
Overijssel is een Nederlandse provincie, die in het noorden grenst de provincies Friesland en Drenthe, in het oosten aan de Duitsland, in het zuiden aan Gelderland en in het westen aan het IJsselmeer. Overijssel heeft een oppervlakte van 3.420,86 km², hiervan is 77% in gebruik als cultuurgronden, 9% als bos, 4% is woeste grond. Van de 3.420,86 km², is 3.325,62 km² land en
95,24 km² water. De bosgebieden liggen met name in het hart van de provincie, dat vanouds bekend staat als ‘de heuvelrug’. De woeste grond wordt vooral aangetroffen in het merengebied van Noordwest-Overijssel.
Ten gevolge van het sterk ontwikkelde regionale denken valt Overijssel uiteen in delen die onderling weinig contact onderhouden: Twente, Salland, de Vechtstreek en de Noordwesthoek. In 1962 werd het gebied van de Noordoostpolder tijdelijk bij Overijssel gevoegd.
Bevolking en economie
Op 1 januari 2011 telde de provincie 1.137.057 inwoners. Bijna de helft, namelijk 617 715 inwoners, woonde in de vijf grotere steden (Zwolle, Deventer, Almelo, Hengelo en Enschede). De bevolkingsdichtheid is 342 inwoners per km². Het beleid van het provinciaal bestuur is erop gericht ook in de toekomst de bevolking zo veel mogelijk in de stedelijke kernen te concentreren. Het ‘buitengebied’ zal daardoor in hoge mate gehandhaafd kunnen blijven als cultuurgrond en als recreatiestreek.
Van de Overijsselse bevolking vond in 1969 circa 15% een bestaan in de landbouw, 55% in de industrie en 30% in dienstverlenende bedrijven. De werkgelegenheid in de landbouw loop nog jaarlijks terug; vervangende werkgelegenheid wordt geboden door industrie en dienstsector. De rijksoverheid tracht door het verlenen van vestigingsfaciliteiten de industriële ontwikkeling in West-Overijssel (Zwolle en Kampen) en Noordoost-Overijssel (Hardenberg) te bevorderen De stimulering van de kernen Zwolle, Kampen en Hardenberg houdt verband met het feit dat zowel in Noordwest-Overijssel als in Bloost-Overijssel nog altijd een grote werkeloosheid heerst.
Het economisch zwaartepunt van Overijssel lag eeuwenlang langs de IJssel. Hier ontstonden in de middeleeuwen de handelssteden Deventer, Zwolle en Kampen. De gunstige ligging aan de rivier was er de oorzaak van, dat zich in deze streken ook industriële bedrijven gingen vestigen. De provinciale hoofdstad Zwolle kreeg bovendien een omvangrijk overheidsapparaat binnen haar grenzen. In de 19de eeuw groeide in Twente een tweede economisch zwaartepunt. Deze groei voltrok zich zo snel, dat Twente op het ogenblik een van de belangrijkste industriegebieden van Nederland kan worden genoemd. De oudste Twentse industrie is de textielindustrie, te beschouwen als de voortzetting van een sterk ontwikkelde huisnijverheid in het verleden, die in 1960 bekend stond als de belangrijkste bron van werkgelegenheid in Overijssel (52600 werknemers). In de periode 1960-70 hebben, onder invloed van een felle buitenlandse concurrentie, enkele grote bedrijven met een verouderde bedrijfsstructuur moeten sluiten. In andere bedrijven nam de werkgelegenheid af door een vergaande automatisering van de productie. Het aantal werknemers daalde hierdoor tot 34 300. Met name Enschede werd gevoelig getroffen.
Tegenover deze daling van de werkgelegenheid is de textielnijverheid staat een stijging van de werkgelegenheid in andere sectoren. In de jaren 6o werd de werkgelegenheid in de Twentse metaalindustrie aanzienlijk uitgebreid in de elektrotechnische sector. Deze uitbreiding kwam voor een deel de stad Almelo ten goede, waardoor metaalstad Hengelo iets van haar exclusiviteit begint te verliezen, Een nieuwe industriële ontwikkeling werd in 1969 ingeluid door de bouw van het ultracentrifugeproject voor de verrijking van uranium in Almelo.
De industrie van Deventer bood in 1969 aan 10 300 werknemers een bestaan, vooral in de taalnijverheid en enkele vleesverwerkende industrieën. In Zwolle spelen de dienstverlenende bedrijven een vooraanstaande rol, Daarnaast is de stad traditioneel een centrum van de grafische nijverheid en zijn er enkele metaalbedrijven, In Kampen verdween in de jaren 60 de sigarenindustrie, maar het verlies aan werkgelegenheid, dat hierdoor ontstond, kon worden opgevangen door de komst van nieuwe, overwegend kleinere bedrijven in de metaal- en de chemische sector.
Godsdienst, onderwijs en cultuur
Van de Overijsselse bevolking is 20% Nederlands-hervormd, 27% rooms-katholiek. 10% gereformeerd, 4% overig en 4% moslim. Ongeveer 35% is niet bij een kerkgenootschap aangesloten (2003).
Het onderwijs in Overijssel is rijk geschakeerd. In 1962 werd bij het landgoed Drienerlo tussen Enschede en Hengelo begonnen met de bouw van de Technische Hogeschool Twente. Deze school, die in 1964 werd geopend, paste als eerste in Nederland het campussysteem toe. Van oudere datum zijn de twee gereformeerde theologische hogescholen, die Kampen bekendheid hebben gegeven. De oudste ontstond in 1854, de jongste, na een kerkscheuring, in 1944. Een bijzonder instituut in Overijssel is bovendien de Rijks Hogere School voor Tropische Landbouw in Deventer, die onder zijn leerlingen een aantal jongeren uit ontwikkelingslanden telt. Ten slotte beschikt Overijssel over twee sociale academies, een rooms-katholieke in Enschede en een algemene in Hengelo. Na Wereldoorlog II deed het voortgezette onderwijs op grote schaal zijn intrede op het platteland. In veel kleinere kernen werden nieuwe scholen gebouwd: lagere technische scholen en mavo scholen. Ook het landbouwonderwijs komt in Overijssel goed aan zijn trekken. Weliswaar moesten enkele lagere landbouwscholen worden gesloten, maar hiertegenover staat een toenemende belangstelling voor het volgen van middelbaar landbouwonderwijs (Hardenberg, Hengelo, Oldenzaal, Raalte, Emmeloord en Zwolle).
De beeldende kunst vindt in Overijssel goede tentoonstellingscentra in Zwolle, Kampen, Deventer, Almelo, Hengelo en Steenwijk. Een zeer unieke kunstcollectie is ondergebracht in het kasteel ’t Nijenhuis in de gemeente Wijhe. Sinds 1964 wordt gewerkt aan de uitvoering van een plan om in Overijssel een ‘Beeldenroute’ te scheppen. Volgens dat plan zullen op markante plaatsen in de provincie waardevolle beeldhouwwerken worden geplaatst; het eerste was ‘Adam’ van Rodin, dat een plaats kreeg op de Grote Markt in Zwolle.
Toerisme
In 1969 ontving de provincie ruim een half miljoen gasten. Vanouds bekende trekpleisters zijn de bosrijke dorpen van ‘de heuvelrug’ (Ommen, Hellendoorn en Holten) en het glooiende Twentse land met zijn intiem landschap. Na Wereldoorlog II ging het merengebied van Noordwest-Overijssel steeds meer de aandacht trekken. In dit gebied is Giethoorn beroemd als waterdorp. Met het oog op de aanleg van een nieuwe rijksweg door de IJsselmeerpolders wordt in de komende jaren een grote stroom van toeristen verwacht, en zowel op provinciaal als op regionaal niveau wordt getracht het gebied tijdig voor een massaal bezoek in te richten. Op enkele plaatsen zijn recreatieplannen in uitvoering, waarbij het accent valt op de recreatie te water. Bovendien krijgt de waterzuivering in het merengebied alle aandacht. In Twente werd het oude scheepvaartkanaal van Almelo naar het Duitse Nordhom voor de scheepvaart gesloten. In het complex zullen bestaande landgoederen en oud cultuurbezit in de vorm van kastelen en watermolens worden ingepast.