Dwars door Cuba: het Oude Havana voorbij
Wie voor de eerste keer Havana bezoekt zal zich uiteraard toeleggen op het Oude Havana (zie artikel De pleinen van het Oude Havana), het deel van de Cubaanse hoofdstad dat sinds 1982 cultureel werelderfgoed van Unesco is geworden. De miljoenenstad heeft echter nog veel meer in petto voor wie iets dieper graaft of zoekt.
Op ontdekking in het onbekende Havana
Laten we onze wandeling en verkenning van het nieuwere Havana beginnen bij het Capitool. Dit gebouw torent met zijn 62 meter hoge koepel boven de hele omgeving uit en is als het ware een referentiepunt voor elk
Havana-bezoek (zie meer info in het artikel
Dwars door Cuba: de pleinen van het oude Havana ). Bij het verlaten van het Capitool slaan we naar rechts af, we komen terecht op het Plein van de Broederlijkheid, vandaag de dag een immens kruispunt en een snijpunt van buslijnen, vaste routes voor collectieve taxi's en standplaatsen voor individuele taxi's. Een transport-hub voor het centrale Havana dus. Ooit was dit een militair paradeplein van de Spanjaarden en in 1892 legde men er voor het eerst een echt plein aan ter gelegenheid van de 400ste verjaardag van de ontdekking van Amerika. Ergens op het plein ziet de bezoeker een grote omheinde boom staan, een ceiba of kapokboom (heilige boom voor de aanhangers van het santeria-geloof, zie artikel Santeria: Cubaans syncretisme). De boom werd er geplant in gemengde aarde van alle Amerikaanse landen naar aanleiding van een Panamerikaans congres in 1928. Bustes van belangrijke Latijns-Amerikaanse en Noord-Amerikaanse helden en politici omringen het plein.
Paradijs voor Noord-Amerikanen
Wie op dit plein naar rechts afslaat gaat enerzijds richting het Chinatown van
Havana, een wijk waar een groot deel van de kleine Chinese minderheid die zich op Cuba vestigde nog altijd onderdak vindt, anderzijds brengt de hoofdstraat Simon Bolivar u naar dat gedeelte van de stad dat gekend is onder de naam Vedado, wat betekent “verboden”. We zitten hier immers al lang buiten de oude stadsmuren en ooit was dit gebied bedekt met bos. De bomen mochten niet geveld worden en overal hingen bordjes waarop stond dat dit verboden was. Dat woord “vedado” werd later de naam van het nieuw ontstane stadsgedeelte, ten tijde van de Noord-Amerikaanse inmenging na de onafhankelijkheid van Spanje in 1898. Het gebied werd heel snel vol gebouwd met hoge gebouwen, kantoren, restaurants en nachtclubs en het werd de favoriete stek van vele Noord-Amerikanen die in de eerste helft van de 20ste eeuw in
Cuba een oord van vertier vonden. Goedkope alcohol, sex en gokparadijzen waren een goed alternatief voor de op dat moment puriteinse Verenigde Staten waar de Droogleggingswet van kracht was (alcohol was volledig illegaal). Maffiabonzen als Lucky Luciano, Meyer Lansky en Al Capone vonden allemaal een stek in Havana en bouwden er hun hotels (bijvoorbeeld Hotel Riviera en Hotel Capri, beiden nog steeds in gebruik), hun casino's en hun opslagplaatsen voor whisky en andere dranken.
Het befaamde Revolutie-plein
Iets verderop komt u bij één van de meest befaamde plaatsen van het moderne Havana uit de recente geschiedenis: het
plein van de revolutie. De plaats is sinds de jaren 1960 het decor geweest van talrijke massabijeenkomsten, urenlange speeches van Fidel Castro, 1-mei-vieringen, herdenkingen (bijvoorbeeld elk jaar op 8 oktober de dood van Che Guevara) en sinds kort ook massaconcerten (bijvoorbeeld van de uiterst populaire Cubaanse singer-songwriter Silvio Rodriguez of van het enorme Peace without Borders concert in 2009 op initiatief van de Colombiaanse popzanger Juanes). Op het eerste zicht ziet het plein er nogal sovjet uit maar desondanks dateren de meeste gebouwen van vóór de communistische periode. Twee gebouwen vechten om de meeste aandacht. Aan één kant staat een gigantische obelisk (142 m hoog) waarvoor een 17 meter hoog marmeren beeld staat van de nationale held José Marti. Hier bevindt zich ook altijd het spreekgestoelte of het podium bij alle genoemde activiteiten. Aan de overzijde van het plein echter staat een blokkig gebouw (het ministerie van Binnenlandse Zaken) waarop een reusachtig stalen portret van Che Guevara werd aangebracht en zodoende ook heel veel aandacht krijgt. Sinds een tweetal jaar werd een derde figuur op het plein afgebeeld: op de gevel van het gebouw van het ministerie van communicatie prijkt nu eveneens een stalen portret van nationale held Camilo Cienfuegos. Nog langs het plein vinden we de nationale bibliotheek en het ministerie van de strijdkrachten. Achter de obelisk bevindt zich het hoofdkwartier van de Cubaanse communistische partij en het bureau van de Cubaanse president (lange tijd dus Fidel Castro, momenteel Raul Castro).
Het Cubaanse Père Lachaise
We rijden nog iets verder in de Vedado-wijk en komen bij de necropolis Cristobal Colon, één van de grootste kerkhoven ter wereld en uiteraard het belangrijkste kerkhof van het land. Bijna een miljoen mensen werden er sinds 1868 begraven op dit 80 ha grote ommuurde terrein. Vele rijke families proberen er sinds het prille begin elkaar de loef af te steken en er ontstond een echte dodenstad waarbij immense kapellen, kerkjes, beelden, monumenten, obelisken, granieten en marmeren medaillons om de meeste aandacht smeken. Talrijke bekende figuren uit Cuba's geschiedenis vonden hier een plaats voor de eeuwigheid: onafhankelijkheidsgeneraal Maximo Gomez, Cubaans schaakkampioen Capablanca, Eduardo Chibas, oppositiefiguur ten tijde van Batista, enzovoort. We vinden er ook het graf van Amelia Goyri de la Hoz, bijgenaamd La Milagrosa (de wonderbaarlijke), een vrouw die samen met haar baby stierf bij de bevalling (1901) en dan ook werd begraven met de baby aan haar voeten. Wanneer jaren later een familielid zou bijgezet worden vond men het lichaam van de vrouw terug met de baby in de armen. De “wonderbaarlijke” wordt vandaag de dag dan ook sterk vereerd en vele vrouwen met een kinderwens komen hier bloemen op haar graf achterlaten (het graf is dan ook gemakkelijk te herkennen en terug te vinden).
Het moderne Havana
Van bij het kerkhof dalen we via de 23ste straat (in het nieuwe gedeelte kregen de straten nummers gezien de Amerikanen zich hier veelal vestigden), beter gekend als La Rampa, een belangrijke ader in modern Havana met restaurants, ijssalons, cinema's en winkels, verder af naar de kust, waarbij we terechtkomen op de Malecon, de 7 km lange dijkweg die langs Havana loopt. Waar La Rampa en de Malecon samenkomen verrijst het statige hotel Nacional, hét symbool van luxehotels in Havana en plaats waar reeds decennialang grote namen uit de politieke en de showbizz-wereld overnachten bij een bezoek aan de Cubaanse hoofdstad (foto’s en namen van al deze personaliteiten zijn terug te vinden in de bar van het hotel). Vlak voor het hotel op de Malecon staat een zuil ter nagedachtenis van de slachtoffers die vielen bij de explosie van het Amerikaanse schip Maine in 1898 in de haven van Havana. Deze explosie was de reden voor de Amerikanen om zich te mengen in de onafhankelijkheidsstrijd tussen Cubanen en Spanjaarden en er wordt dan ook beweerd dat de Amerikanen dit schip zelf de lucht lieten invliegen om een reden te hebben voor de inmenging (geen enkele officier was immers aanwezig op het moment van de explosie).
Als we nu de Malecon volgen terug richting de ingang van de vaargeul van de haven van Havana komen we onderweg voorbij het ruiterstandbeeld van onafhankelijkheidsgeneraal Antonio Maceo, bijgenaamd de Bronzen Titaan. Zijn beeld staat tegenover het grote gebouw van het internationale ziekenhuis Hermanos Ameijeiras, waar men buitenlandse patiënten placht te verzorgen (onder meer Maradona bracht hier een tijdje door tijdens zijn afkickperiode).
Wanneer we de Malecon echter in de andere richting volgen, komen we voorbij het glazen en sterk bewaakte gebouw van de Amerikaanse Belangensectie. Geen echte ambassade dus. Sinds de Amerikanen er een lichtbord op de gevel aanbrachten om anti-propaganda te spuien, plaatste Cuba er een bos van vlaggenmasten waaraan zwarte vaandels wapperen die op die manier het zicht op het lichtbord belemmeren. De Koude Oorlog woedt hier nog altijd voort. Tussen het bos met vlaggenmasten staat een beeld van nationale held José Martí met een kind op de arm. Dit kwam er na de episode met getouwtrek omtrent het hoederecht over het kind Elián González in 2000.
Wat verder nog langs de dijkweg zien we het ruiterstandbeeld van een andere generaal, Calixto Garcia. Vlakbij torent het Las Vegas-achtige Riviera-hotel, ooit de favoriete stek van maffiabaas Meyer Lansky, die het reilen en zeilen in Havana stevig onder zijn controle had in de jaren 1930 en 1940.
We keren terug naar La Rampa, de 23ste straat, en rijden tot bij het gigantische Habana Libre hotel, het voormalige Hilton-hotel van de stad. Na de overwinning van de Cubaanse revolutie nam Fidel Castro met zijn bebaarde kompanen zijn intrek in een paar verdiepingen van het hotel en herdoopte het tot Habana Libre. We rijden langs het hotel weg tot bij de universiteit (de 1ste universiteit dateerde van 1728 maar bevond zich in het oude centrum, de huidige universiteit werd in het tweede kwartaal van de 20e eeuw verplaatst naar het nieuwe stadsgedeelte). Hier studeerde Fidel Castro rechten en liet hij zich met een aantal korte redevoeringen voor de eerste keer opmerken als student. Vlak voor de imposante trappen van het universiteitsgebouw staat een klein monumentje ter ere van Antonio Mella, de stichter van de Cubaanse Communistische partij.
Kunstzinnige santeria
Iets verderop vindt de aandachtige bezoeker in een klein zijstraatje de bizarre straatkunstwerken van Salvador González Escalona. Het zogenaamde straatje van Hamelen (callejón de Hamél), zoals het steegje gekend is, is door toedoen van de beste man een openluchtmuseum geworden waarbij heel wat elementen uit het Cubaanse santeria-geloof verwerkt zitten. Frivoliteit, tot nadenken stemmende leuzes en teksten, surrealisme, humor en street credit, alles in- en dooreen, dát is het steegje van Hamelen. Een bezoekje waard off the beaten track.
Terug in de buurt van het oude stadsgedeelte kunnen nog een paar zaken kort vermeld worden: wie van bij de Floridita-bar (waar Amerikaans schrijver Ernest Hemingway zijn daiquiri ging drinken) van het oude stadsgedeelte wegrijdt, komt bij het hoofdstation van Havana uit, een vrij indrukwekkend neobarok gebouw dat als beginpunt diende voor de eerste spoorlijn van Havana naar Matanzas die al in 1843 werd aangelegd (hiermee was Cuba één van de eerste landen ter wereld die een spoorlijn had). Die vroege spoorlijnen kwamen er vaak (meestal) om de oogst van de suikerrietvelden tot bij de suikerfabrieken te transporteren. In het station is La Junta te bewonderen, de stoomlocomotief die de lijn naar Matanzas mocht inhuldigen. Vlak naast het station is nog een stuk van de oude stadsomwalling van Havana te zien. De weg verder volgend komen we uit bij de haven van de stad en terug bij de douanegebouwen waar onze wandeling in het oude stadsgedeelte begonnen was (zie artikel
Dwars door Cuba: de pleinen van het oude Havana).
Habana del Este, het onbekende oostelijke Havana
Wie heel lokaal wil gaan, kan hier nu voor een paar cent de ferry nemen (een roestig vaartuig dat de hele dag op en af vaart) naar de overkant van de baai van Havana om uit te komen in het oostelijke deel van de stad, Habana del Este, meer bepaald in Regla. Geen toerist waagt zich op deze ferry maar hier krijg je tenminste echte couleur locale.
In Regla kan de geïnteresseerde bezoeker zich een stukje verdiepen in de santeria-religie van Cuba. Op een paar honderd meter van de pier waar de ferry aanlegt staat immers een klein kerkje waarin de beeltenis van de Maagd van Regla terug te vinden is. Deze maagd wordt niet alleen aanbeden door katholieken, maar evenzeer door aanhangers van het syncretistische santeria-geloof (vermenging van katholicisme en Afrikaans yoruba-geloof – zie meer info in het artikel Santeria, Cubaans syncretisme). Voor deze laatsten is zij immers de godin Yemaya, de godin van de zee (haar kleur is blauw en het kerkje is dan ook volledig in wit en blauw geschilderd). Wat verder in de straat bevindt zich het Museo Municipal de Regla waar een kundige (maar niet te stuiten) lokale gids aan de hand van allerhande in het museum tentoongestelde voorwerpen en afbeeldingen heel wat uitleg kan verschaffen over de Afrikaanse religies op Cuba: santeria, palo monte en het (enkel voor mannen toegankelijke) broederschap van Abakúa.
Hemingway in Havana
Een bezoek aan groot Havana kan tot slot afgerond worden met een kijkje bij Finca Vigia, de villa in San Francisco de Paula die in 1940 door
Ernest Hemingway werd gekocht en waar hij 20 jaar woonde. Bij zijn vertrek in 1960 schonk hij de villa aan de Cubaanse staat en sinds 1962 en tot op de dag van vandaag is er een museum in gehuisvest. Het huis is gelaten zoals Hemingway het achterliet en bezoekers kunnen het interieur zien met de talrijke boeken, zijn jachttrofeeën, de tuin, alsook zijn vissersboot El Pilar waarmee hij op marlijn ging vissen (samen met zijn kapitein Gregorio Fuentes, de figuur die wellicht model stond voor zijn boek The Old Man and the Sea).