Wonderen van de Andes: de Colca-canyon
De Colca-canyon in Zuid-Peru staat geboekstaafd als de diepste canyon ter wereld – meer dan twee keer zo diep als de Grand Canyon – en is desondanks weinig bekend bij het grote publiek. Een bezoek aan de canyon is een aaneenrijging van indrukwekkende landschappen, een unieke fauna en een brok onmiskenbaar traditionele Andescultuur.
Arequipa als uitgangspunt
Wie de
Colca-canyon te zien wil krijgen start meestal zijn tocht in de Zuid-Peruaanse stad
Arequipa. Een twee- of driedaagse uitstap schept een mooi beeld van wat de Colca-regio te bieden heeft. Het feit dat de canyon één van die plaatsen is waar de gigantische
Andes-condor nog vrij gemakkelijk van dichtbij kan bewonderd worden draagt alleen maar bij aan de aantrekkingskracht van Colca.
Wegrijdend uit
Arequipa ziet de bezoeker de weg zich rond de vulkanen van de stad slingeren om uiteindelijk op een hoogvlakte uit te komen, een plateau gelegen op een hoogte van 3800 meter. Aan de horizon prijken drie vulkanen, de Misti (5820m), de perfecte kegel die als uithangbord van Arequipa kan dienst doen, zijn kleine broertje de Pichu Pichu(5670m) en de grote broer, de Chachani (6075m), letterlijk vertaald Sneeuwmantel. Onderweg naar dat plateau komen we voorbij de groene oase van Quisqos, een vallei die volledig wordt bevloeid met smeltwater van de ijskappen van de Ampato-vulkaan, en op die manier fel afsteekt tegenover de dorre rotsachtige omgeving. Iets voorbij het einde van de vallei zien we een klein verlaten dorp liggen langs de spoorlijn die vanuit Arequipa helemaal naar Puno loopt, het spookstadje Arrieros. Vroeger, toen langs de spoorlijn nog passagierstreinen reden, ontstonden langs de lijn verschillende dorpjes waarbij de bewoners leefden van de handel met de passagiers op de trein. Sinds de aanleg van een goede wegverbinding echter is de passagierstrein afgeschaft en vele van de ontstane dorpjes werden verlaten en bleven als spookstadjes achter in de desolate hoogvlakte. Hier en daar langs onze weg kunnen we in de rotswanden zogenaamde “vulkanische wolken” ontwaren, clusters gassen die uit het binnenste van de aarde vrijkwamen en door heel snelle afkoeling en gelijktijdige samendrukking door hoger gelegen aardlagen stolden tot veelkleurige laagjes die de rotswand een mooie kleurrijke tekening bezorgden.
Sierlijke hooglandbewoners en creatieve natuur
De hoogvlakte achter de drie vulkanen waar we uiteindelijk op uit komen is meteen ook onderdeel van het nationaal park Salinas y Aguada Blanca, een reservaat waar werk wordt gemaakt van de bescherming van één van de vier Zuid-Amerikaanse kameelachtigen, de in het wild levende vicuña. De vicuña heeft de eer de fijnste vezel ter wereld te leveren, een exquisiete grondstof voor de fijnste stoffen. Net omwille van deze fijne wol (of haar zoals men het bij de vicuña ook placht te noemen) werd het dier dan ook naarstig bejaagd en tegen de jaren zestig was de vicuña zowaar met uitsterven bedreigd. Een project ter bescherming van de vicuña werd in het leven geroepen en vandaag de dag is het diertje opnieuw aan een opmars bezig. Momenteel leven er ongeveer 150.000 vicuña’s in Peru, waarvan een 8.000-tal in het reservaat van Salinas y Aguada Blanca. Wie vandaag de dag de regio bezoekt wordt gegarandeerd getrakteerd op een zicht op verschillende kuddes grazende vicuña’s. Dit tegen de achtergrond van de drie eerder genoemde vulkanen maakt sowieso al een onvergetelijk plaatje, een prachtige start voor een ontdekking van de regio.
Ietwat verder op de altiplano botsen we op een aantal tufstenen formaties die wel lijken op kaboutermutsen. De hele regio wordt grotendeels gevormd door vulkanisch materiaal en samengedrukte vulkanische as, tufsteen, is meestal een geliefkoosd werkmateriaal voor wind- en watererosie. Op verschillende plaatsen creëerde de natuur op die manier kunstzinnige decors, waaronder hier bij de kaboutermutsen, ongeveer ter hoogte van de afsplitsing van de weg naar Puno en het Titicacameer.
Al snel komt de reiziger bij een aantal bizar ogende groene vlaktes, de zogenaamde “bofedales” of “smeltweides”. Smeltwater van de ijs- en sneeuwkappen van de omringende vulkanen stroomt er over een ondergrond van zacht vulkanisch materiaal en baant zich een weg door het uitslijten van kleine kanaaltjes. Het resultaat is een wirwar van kleine kanaaltjes met daartussen als het ware kussentjes waarop gras en andere lage begroeiing gedijt, de smeltweides. Uiteraard zijn deze plaatsen geliefkoosde plekjes voor grazende kuddes lama’s en alpaca’s die er dan ook vaak in grote getale kunnen gezien worden. Deze twee tamme varianten van de Zuid-Amerikaanse kameelachtigen vormen immers voor veel hooglandbewoners een belangrijke bron van levensonderhoud. Veel families hebben een aantal of heel wat lama’s en/of alpaca’s waarbij vooral de wol wordt gebruikt, de (weliswaar beperkte) capaciteiten als lastdier, en heel soms het vlees.
De Colca-vallei
De tocht komt nu stilaan op een punt waar de weg splitst. Beide opties leiden naar het plaatsje Chivay, de hoofdplaats van
de Colca-vallei. Wie echter de verkenning van de Colca-regio zo optimaal mogelijk wil maken neemt best de langere route en ’s anderendaags bij de terugtocht de kortere. Langs de langere route komt men na een tiental minuten rijden bij een plaats die men toepasselijk het Venster op de Colca is gaan noemen, la Ventana del Colca. Een immense basalten structuur verrijst als een reusachtig bouwwerk uit de omgeving en kadreert als het ware de vallei die erachter ligt, een vallei waarin een klein beekje dartelt om wat verderop uit te monden in de Colca-rivier. De basaltzuilen van drie miljoen jaar oud fungeren dan ook als het ware als een doorkijkvenster op de prille Colca-vallei en de naam kon dan ook niet beter gekozen zijn. Op dit punt aangekomen bevinden we ons op een hoogte van ongeveer 4300 meter boven zeeniveau en ettelijke reiziger zal hier dan ook al snel buiten adem raken. De afdaling is echter heel snel en weinig later rijden we langs het kleine beekje op weg naar de samenvloeiing met de Colca-rivier. Maar nog maar eens heeft
de Andes een natuurlijke verrassing in petto, los Castillos Encantados de Callalli, de betoverde kastelen van Callalli. Opnieuw boetseerde de kracht van de erosie een aantal indrukwekkende formaties in het zachte tufgesteente. Dit keer lijkt inderdaad een reeks kolossale burchten op een klip te zijn gerangschikt.
De betoverde kastelen bevinden zich op een splitsing van twee wegen. Links gaat verder richting de
Colca-canyon, rechts loopt de oude weg naar Cuzco (zo’n 10 uur rijden). Ietwat verder komen we bij de samenloop van het kleine riviertje dat we al een tijdje volgden en de Colca-rivier. Op de samenloop vinden we het dorpje Sibayo, wiens inwoners vaak als “de mensen van de zee” bestempeld worden. Achter deze ietwat vreemde bijnaam schuilt het verhaal van de zogenaamde “verticale economie” in
de Andes. Al eeuwenlang drijven de mensen van de Andes handel met gemeenschappen die verspreid wonen over de drie zones van het huidige Peru, kust of woestijn (met oases), het hoogland of de Andes en het tropische laagland of het Amazonegebied. Elk van die zones produceert zijn eigen producten. Aan de kust heeft men vis, schaaldieren, zout, katoen en suikerriet, in het hoogland verschillende knolgewassen, graangewassen en maïssoorten, in het Amazonegebied cocabladeren, bananen, sinaasappelen, mango’s en andere tropische vruchten. Door handel te drijven dwars door die drie regio’s heen slagen de inwoners van de Andes erin zich te voorzien van alle nodige variatie aan producten. Daarom organiseren de hooglandbewoners al eeuwen karavanen die door de Andes trekken. Met lama’s trekken ze vanuit de Andes naar de kust en terug de Andes in met de nieuw verworven producten. Op die manier verkregen de inwoners van Sibayo de reputatie dat er bij hen altijd wel vis of kustproducten te koop waren en ging men hen “de mensen van de zee” noemen. Hun lamakaravanen waren wel gekend en op het centrale pleintje van het dorp staat zelfs een klein beeld van een beladen lama, hun uithangbord als het ware. Het dorpje zelf is tevens een schoolvoorbeeld van de Andes-bouwwijze. Heel wat huisjes zijn opgetrokken uit losse stenen die met leem aaneen zijn gemetseld en bedekt met een dak van ichu-gras (typisch hooglandgewas, een soort helmgras dat alleen boven een hoogte van 3500 m hoogte gedijt).
De reis verloopt vanaf hier verder langs de Colca-rivier en hier en daar toont de rivier al een klein staaltje van haar erosieve capaciteiten wanneer we een eerste kleine kloof zien ontstaan op bepaalde plaatsen. Een mooi voorbeeld is de kleine canyon van Canocota.
Thuisland van Cabana's en Collagua's
Meestal eindigt de eerste dag van een tweedaags bezoek aan de Colca-regio bij het plaatsje Chivay, de hoofdplaats van de vallei. Op het marktje of in het straatbeeld van Chivay kan de bezoeker al heel snel kennis maken met de twee indiaanse stammen die reeds voor de komst van de Inca’s de vallei bewoonden en dit ook nu nog steeds doen, de Cabana’s en de Collagua’s. De Cabana’s zijn een quechua-sprekende stam (de taal van de Inca’s en nog steeds de taal van heel wat hooglandindianen in
Peru, Ecuador en Bolivië) en zijn gemakkelijk te herkennen aan hun volledig volgeborduurde vilten platte hoeden en vaak ook heel rijkelijk versierde kledij; de Collagua’s spreken Aymara (de taal van een bevolkingsgroep die voornamelijk rond het Titicaca-bassin voorkwam en ook vandaag de dag nog voornamelijk op Boliviaans grondgebied woont) en zijn te herkennen aan hun witte platte hoeden met één of twee stoffen bloemen aan de zijkant bevestigd (oorspronkelijk duidde 1 bloem op een ongehuwde status en 2 bloemen op een gehuwde status).
De Colca-canyon
Eenmaal voorbij Chivay begint het ware schouwspel van de diepste canyon ter wereld zich te ontplooien. Het eerste deel van de kloof heeft een U-vorm en laat een ontzagwekkend landschapskunstwerk zien aan landbouwterrassen. Terrassen die vaak reeds werden aangelegd vóór de komst van de Inca’s en ten dele nog steeds in gebruik zijn. Hetzelfde geldt voor de irrigatiekanalen die overal tussen de terrassen lopen en ook vandaag nog de gewassen bevloeien. Verderop verandert de U-vorm van de vallei in een steile V-vorm. Terrassen vinden er geen plaats meer en het landschap wordt hier gevormd door steile rotsklippen die zich oneindig ver in de diepte storten. Boven de gigantische leegte pieken besneeuwde toppen en de granieten massa’s van de Andes. Bijna overal waar de verwonderde bezoeker kijkt, wordt hij getrakteerd op een 360° panorama. De 100 km lange kloof ontstond in het Tertiair (tussen 2 en 65 miljoen jaar geleden) toen tussen de vulkanen Ampato en Coropuna (de twee hoogste vulkanen in de regio) een tektonische breuk ontstond waartussen de Colca-rivier zich een weg zocht. Op zijn diepste punt haalt de
canyon een diepte van 3140 meter, meer dan dubbel zo diep als de befaamde
Grand Canyon. Een staaltje indrukwekkende natuur waar niemand onbewogen bij blijft !
De Andes-condor
Om het geheel te bekronen blijkt de canyon bovendien ook nog één van die weinige plaatsen in
de Andes te zijn waar nog vrij gemakkelijk de
Andes-condor kan gezien worden, de grootste vliegende vogel ter wereld. Met een maximale spanwijdte (van vleugeltip tot vleugeltip) van meer dan drie meter, een gewicht van 12 à 14 kg en een grootte in zithouding van bijna 1 meter is het een indrukwekkend dier. Afhankelijk van de weersomstandigheden (de condor maakt immers gebruik van opstijgende warme luchtlagen (thermiek) om te vliegen) kan hij snelheden halen van 200 km per uur (!) en hoogtes van meer dan 7000 meter boven zeeniveau (!). Eenmaal per jaar legt
de condor een ei van ongeveer 14 cm hoog en de nieuwgeboren jongen hebben een volledig bruine verentooi. Pas na het zevende levensjaar krijgt de condor de typische zwart-wittekening in de veren alsook de witte kraag die deze reuzengier zo kenmerkt. Jonge en volwassen dieren zijn dan ook gemakkelijk te onderscheiden. Iets wat menig bezoeker betracht bij het zogenaamde Cruz del Condor, een uitkijkpunt over de
canyon waar de condor zich heel vaak laat bewonderen. Immers, de steile klippen hier bieden een uitstekende bescherming voor de nesten van de condors, bescherming tegen zijn natuurlijk vijanden de poema en de mens. Met wat geluk suist één van deze reusachtige vogels op een haar na voorbij aan de verbouwereerde toeschouwer.
Voor de aandachtige bezoeker heeft de
Colca-canyon ook nog wat interessante details in petto. Ergens tussen Chivay en Cruz del Condor bevindt zich het plaatsje Choquetico, waar archeologen een zogenaamde “maquette” vonden. Het gaat om een bizar rotsblok waar als het ware een weerspiegeling werd gesculpteerd van de landbouwterrassen die op dat precieze punt aan de overkant van de vallei te zien zijn. Archeologen menen dan ook dat het hier effectief gaat om een maquette waarop de aanleg van terrassen werd gebaseerd. Er zijn 25 dergelijke maquette-stenen gevonden langs de canyon en men gaat ervan uit dat er oorspronkelijk ongeveer 100 moeten zijn geweest.
Niet ver van Choquetico zijn in de tegenoverliggende rotswand vreemdsoortige openingen te zien waaronder als het ware kleine muurtjes gemetseld werden. Hier gaat het om tombes waar resten van skeletten en offerandes teruggevonden werden, vaak gaat het bij dergelijke holtes om opslagplaatsen of “colca’s” (die uiteraard hun naam gaven aan de rivier en de canyon). Ze werden speciaal uitgezocht hoog aan de toppen omdat de wind die erdoorheen speelde ervoor zorgde dat levensmiddelen beter bewaard bleven. In verschillende dergelijke colca’s vond men resten terug van maïs, aardappelen, gedroogd vlees (charqui) enzovoort.
Een wereld van authentieke dorpjes
Tijdens een bezoek aan
de canyon hoort uiteraard ook een kijkje bij één of meerdere van de typische Andesdorpjes die langs de canyon werden gesticht door de franciscanen als zogenaamde “reducciones”, dorpjes waar de indiaanse bevolking verplicht werd zich te concentreren. Verschillende van deze dorpjes zoals bijvoorbeeld Yanque en Maca kunnen immers trots zijn op een klein maar fijn bewerkt kerkje waar het vakmanschap van de lokale kunstenaars ten volle tot uiting komt. Een aardbeving in 2001 zorgde voor het ontstaan van een nieuwe tektonische breuk en het dorpje Maca ondervond hiervan heel wat schade en zou zelfs momenteel aan het wegzakken zijn.
Ook de natuurliefhebber komt in de Colca-regio aan zijn trekken. Verschillende tochten, wandelingen, trekkings of rafting-tochten zijn mogelijk door de canyon. Bezoekers leren er onder meer verschillende cactussoorten kennen (de chona, de tuna en de zigzeta zijn de meest voorkomende), waarvan verschillende bovendien eetbare vruchten hebben. Indiaanse vrouwen zitten vaak langs de kant van de weg en verkopen de zoete tuna, de cactusvijg van de schijfcactus, de sancayo, een zure kiwi-achtige vrucht die goed schijnt te zijn voor de lever, of de tumbo, een vrucht uit de familie van de passievruchten. Duizenden van de voornoemde cactussen tooien de hellingen van de canyon. De boomvormige zigzeta en de kandelaarsvormige chona groeien er op natuurlijke wijze overal rond, de tuna of schijfcactus is er echter vaak aangeplant en bedekt zo hele flanken. Op de bladeren van de tuna leeft immers de cochinille-luis, een specifiek soort bladluis. Deze bladluis wordt speciaal gekweekt, gedroogd, en vermalen tot poeder en vormt zo een uitstekende natuurlijke kleurstof die al eeuwenlang gebruikt wordt om stoffen te kleuren. Ook nu nog wordt het hiervoor gebruikt en daarnaast ook industrieel verwerkt en gebruikt bij onder meer de aanmaak van lippenstift.
Terug naar Arequipa over het dak van de wereld
Een bezoek aan de Colca-regio wordt meestal afgerond met een terugrit naar
Arequipa. Dit keer nemen we de kortere weg, een steile klim die ons op een uurtje rijden van Chivay (3600m) al heel snel op het hoogste punt van de hele tocht brengt, Patapampa (4910m). Deze extreme plek is omringd door een desolate rotsige en kale vlakte en maakt deel uit van de cordillera of janca, zoals deze ecologische zone genoemd wordt. Sinds we de kust verlieten doorliepen we intussen alle zes de ecologische zones waarbij telkens een heel specifiek flora te bewonderen viel. De kust zelf, costa, loopt van 0 tot 500 meter, daarna volgen de zones yungas (van 500 tot 2500 meter), quechua (van 2500 tot 3500 meter), suni (van 3500 tot 4100 meter), puna of hoogvlakte (van 4100 tot 4800 meter) en tot slot de cordillera of janca (boven 4800 meter). Van bij de pas van Patapampa kan de bezoeker genieten van een fabuleus 360° zicht op een tiental vulkanen uit de regio. Een onvergetelijk zicht in elk geval ! Bovendien krijgt de bezoeker als toemaatje nog een kennismaking met één van de oudste planten ter wereld, de yareta. Deze op het eerste zicht mosachtige plant behoort genetisch in feite tot de familie van de wortelen en kan een doorsnede behalen van meer dan 3 meter. De plant groeit heel traag en gestaag verder zoals koraal en heeft binnenin een houtachtige structuur. De plant werd dan ook lange tijd als brandhout verzameld door de lokale bevolking maar is momenteel beschermd. Op de mosachtige buitenkant bloeien vaak kleine gele of witte bloempjes. Af en toe druppelt een kleverig hars uit de yareta-plant die door de lokale mensen gebruikt wordt als geneesmiddel tegen reuma. Het hars wordt over de pijnlijke zone gewreven en omwikkeld met een stuk alpaca-vacht. Yareta blijkt bovendien een natuurlijke hoogtemeter te zijn en komt alleen voor boven de 4500 meter (net zoals het ichu-gras dat alleen boven de 3500 meter groeit). Uniek !