Excursies in de provincie Málaga
Een stedentrip naar de stad Málaga heeft een hoop te bieden. Als geboorteplaats van één van de grootste Spaanse kunstenaars kan er een heus Picasso museum niet missen, maar voor de kunstliefhebbers bevinden zich er ook delegances van het Franse Centre Pompidou (aan de drukke 'Muelle Uno', vol restaurants en winkels) en van de Russische Hermitage, en daarnaast het Carmen Thyssen museum. Ook van het verleden zijn allerlei sporen te vinden: het Moorse kasteel, 'Alcazaba' (zie inleidende foto), de kathedraal uit 1528, ondergrondse ruïnes van een Romeinse theater ... Maar Málaga heeft veel meer. En voor wie van plan is langer te blijven zijn er allerlei excursiemogelijkheden buiten de stad.
El Palo, terrassen en visrestaurants
Vlak tegen Málaga aan, in het oosten, ligt het vissersdorp 'El Palo'. Daar zijn vele terrassen te vinden, waar 'Pescaíto frito' (gebakken vis), een Andalusische specialiteit, kan worden gegeten. Ook de 'espetos', aan stokjes geregen visjes, zijn er erg in trek. Een beroemd terras is dat van 'El Tintero', een restaurant waar de kelners, als op een veiling, de verschillende gerechten die uit de keuken komen luid roepend aan komen bieden. Je hoeft alleen maar je vinger op te steken.
Benalmádena, witte huisjes en strand
Op 20 kilometer van Málaga ligt, tussen Torremolinos en Fuengirola, Benalmádena. Behalve het zachte klimaat en het witte strand, dat veel toeristen en overwinteraars aantrekt, heeft het dankzij het feit dat het iets buiten de kust en op een hoogte van zo'n 300 meter ligt, nog een typisch Andalusische dorpskern met witte huizen en bloemen aan de muren. Daar staat op het plein 'Plaza de España' een emblematisch bronzen beeld van een naakt meisje dat een schelp vasthoudt, vervaardigd door de kunstenaar Jaime Fernández Pimentel, getiteld 'La Niña de Benalmádena'.
Verdeeld over twee centra, 'Arroyo de la Miel' en 'Benalmádena Costa', biedt de bebouwing aan de kust enkele modernere monumenten, zoals het 'Castillo de Bil-Bil'. Dat is een ontwerp in Arabische stijl uit de jaren 30 van de vorige eeuw. Het wordt gebruikt als centrum voor tentoonstellingen en huwelijksceremonies. Eromheen zijn 'Moorse' tuinen met fonteinen. Verder heb je er het zg. 'Castillo de Colomares', een monument gebouwd tussen 1987 en 1994 ter ere van de ontdekking van Amerika in 1492 door Christoffel Columbus. Het 'Parque de la Paloma' is een park van zo'n 20 hectare met een kunstmatig meer, wandelpaden, een dierentuin en een uitgebreide catustuin.
Nerja en haar druipsteengrotten
Op zo'n 45 kilometer naar het oosten ligt Nerja. Aan te raden is om daar het zg. 'Balcón de Europa' (balkon van Europa) te bezoeken, een enorme pier met uitzichten over de Middellandse zee. Het kreeg die naam van koning Alfonso XII, die de streek in 1885 na een aardbeving kwam opzoeken en onder de indruk raakte van deze plek, waar ons continent lijkt te eindigen. Verder heb je er de 'Ermita de las Angustias' (barok, 17de eeuw), de 'Iglesia de El Salvador' (barok en múdejar, 17de eeuw), de 'Iglesia de las Maravillas (ook 17de eeuw), een oude suikerfabriek, zoals er ooit vele langs de kust van Málaga hebben gestaan en niet te vergeten de beroemde druipsteengrotten.
Stalagmieten en stalactieten
De grotten hebben een gangenstelsel van vijf kilometer. Naast stalagmieten en stalactieten in allerlei vormen en maten (de langste stalactiet meet maar liefst 32 meter) zijn er 42.000 jaar oude prehistorische schilderingen van zeehonden, mogelijk de oudste van Europa. Ze zijn alleen niet toegankelijk voor het publiek. De grotten werden ontdekt in 1959 door vijf jongeren die er op vleermuizen wilden gaan jagen. Zo kwamen via een lange gang tenslotte terecht in een ruimte, die later bekendheid heeft gekregen als de 'Sala de las Fantasmas', de Zaal van de Geesten. Hier bevonden zich twee menselijke skeletten, die hen zoveel schrik aanjoegen dat ze hals over kop vluchtten. Enkele dagen later keerden ze terug met hun leraren, die de waarde van deze geologische grotten meteen wisten in te schatten.
Een mooie wandelroute bij Nerja is het zg. 'Caminito por el río Chillar', die heen en terug 14 kilometer lang langs de oevers van de rivier Chillar leidt.
Straatje in Frigiliana
Frigiliana, bloederige schoonheid
Frigiliana ligt op zo'n 50 kilometer van Málaga en is één van de best bewaard gebleven van oorsprong Moorse stadjes van Andalusië. In de 16de eeuw was het één van de haarden van verzet van de zg. 'moriscos' (morisken), bekeerde moslims. Na de 'reconquista', de herovering van Spanje, was bekering tot het christendom de enige optie om in Spanje te mogen blijven. Velen lieten dit gebeuren maar bleven stiekem de oude godsdienst aanhangen.
Omdat deze 'bekeerde christenen' stelselmatig werden gediscrimineerd, mondde dat uiteindelijk in vele Zuid-Spaanse stadjes uit in een opstand, de zg. 'Rebelión de los Moriscos'. In Frigilana verschansten de morsieken zich op een haast onneembare rots (in het Spaans: 'peñón') boven de stad.
Pas met een leger van 5000 soldaten, dat door koning Filips II speciaal uit Italië moest worden gehaald, kon orde op zaken worden gesteld. Vele morisken in het dorp vonden tijdens deze gebeurtenis, 'la Batalla del Peñón' genoemd, een bloedig einde. Anderen vluchtten naar de Alpujarras of verborgen zich in de omringende bergen, waar ze op den duur 'bandoleros' (bandieten) zouden worden.
Andalusische straatjes en steegjes
Het centrum van Frigiliana is tegenwoordig een monument: pittoreske, kronkelende straatjes en steegjes van witte huizen, alles netjes gerenoveerd. Terwijl de bezoeker door het dorp wandelt kan hij de bloedige geschiedenis van het dorpje teruglezen op de plakkaten, die aan de huizen genageld zijn. Overal tegen de muren zijn ook planten en bloemen. Ertussen staat het 'Casa de los Manrique', een 16de-eeuws huis waar ooit de familie Garcí Fernández Manrique woonde. Manrique was een militair die deel had aan de herovering van Granada in 1492 en die daarvoor door koningin Isabel van Castilië rijkelijk beloond werd. In 1630 zouden zijn nakomelingen graven van Frigiliana worden.
Frigiliana werd enkele malen uitgeroepen tot het mooiste dorpje van Spanje.
Het gespleten Ronda
Ronda ligt zo'n 67 kilometer van Málaga in de 'Serranía de Ronda', op ongeveer 750 meter boven zeeniveau. Het stadje wordt in tweeën gesplitst door een diepe kloof waardoor de rivier Guadalevín stroomt. Daar zijn in de loop der tijd drie bruggen overheen gebouwd: 'el Puente Romano' (de Romeinse brug), ook bekend als 'el Puente San Miguel'; 'el Puente Viejo' (de Oude brug), ook bekend als 'el Puente Arabe' ('Arabische brug'), en de meest emblematische van de drie, 'el Puente Nuevo' (de Nieuwe brug).
Bruggen
Ondanks zijn naam werd 'el Puente Romano' in het begin van de zevende eeuw gebouwd en dat kan dus niet door de Romeinen zijn gedaan. De brug werd begin deze eeuw gerestaureerd. 'El Puente Viejo' werd in 1616 neergezet om een eerder ingestorte Arabische brug te vervangen, en is dus ook niet Arabisch meer. 'El Puente Nuevo' bestaat sinds de periode tussen 1759 en 1793. Omdat deze brug 98 meter hoog is paste eronder makkelijk een gevangenis. Een legende gaat dat de bouwer, Martín de Aldehuela, van zijn eigen brug viel doordat zijn hoed van het hoofd afwaaide en hij die probeerde uit de lucht te plukken. De geschiedenis vertelt ons echter dat hij in 1802 in Málaga een natuurlijke dood stierf.
Verder bevinden zich in Ronda de zg. 'Santa Maria la Mayor', een kerk met het beeld van 'Nuestra Señora de la Paz' (Onze Lieve Vrouwe van de Vrede), de 'Santa Cecilia' en de 'Padre Jesús'. In de Koninklijke Ruiterschool 'Real Maestranza de Caballería', opgericht in 1572, werden paarden en ruiters voor het Spaanse leger getraind. De 'Plaza de Toros' werd in 1784 gebouwd en is daarmee de oudste nog bestaande stierenvechtarena van Spanje.
Het bioreservaat 'Sierra de Grazalema'
De 'Serranía de Ronda maakt deel uit van de 'Sierra de Grazalema', het oudste beschermde gebied van Andalusië. In 1977 werd het door de Unesco uitgeroepen tot biosfeerreservaat. Met een hoogte tussen 250 en 1.650 meter bestrijkt het een deel van de provincie Cádiz en in de provincie Málaga de gemeentegrond van Ronda, Montejaque, Benaoján, Jimera de Líbar en Cortes de la Frontera.
Ondanks de zuidelijke ligging is het gebied het regenachtigste van Spanje, wat er verantwoordelijk voor is dat er meer dan 1.300 soorten bloemen en planten groeien, waaronder de 'pinsapo' (Abies pinsapo), een zeldzame sparrensoort die op het schiereiland alleen in dit gebied voorkomt. Daarnaast komen er nog vijf andere verwante soorten voor, die met uitroeiing bedreigd worden. Dat geldt trouwens ook voor enkele diersoorten: de aasgier, de rivierkreeft, de havikarend, de bruine kiekendief ... Onder de vele vogelsoorten in het natuurgebied zijn koloniën te vinden van de vale gier en de zeldzame zwarte gier.
Een bezoekerscentrum is gevestigd in het dorpje Cortes de la Frontera. Ook in Cádiz en Málaga is informatie te verkrijgen in de toeristenbureaus.
Cultuurerfgoed
In het gebied zijn verder grotten, de 'Cueva de la Pileta', met prehistorische schilderingen, en op zo'n 20 kilometer bevinden zich de ruïnes van Acinipo, een stad gesticht door de Feniciërs en dat overblijfselen toont van menselijk leven in de Koper- en de Bronstijd. Thermen en een theater uit de 1ste eeuw v.C. getuigen van Romeinse aanwezigheid.
Het smurfendorp Júzcar
Ook in de 'Serranía de Ronda', op zo'n 70 kilometer van Málaga, ligt Júzcar. Het was nooit meer dan een typisch Andalusisch dorpje met witte huisjes totdat in 2011 die witte huisjes blauw werden geschilderd voor de wereldpremière van de 3D-smurfenfilm, 'The Smurfs'. Zo werd het het eerste echte smurfendorp ter wereld. De bedoeling was om het dorp na enkele maanden weer gewoon helemaal wit te verven, maar uiteindelijk is dat door een overweldigende media-aandacht nooit gebeurd. De enorme toeloop van toeristen, die dat als gevolg had, maakte dat nu in het dorp overal 'Pitufos' (Smurfen) te vinden zijn en dat allerlei winkels er speciale Smurfenartikelen verkopen.
Ook Júzcar heeft overigens een moriskenverleden. Sinds de jaren 60-70 van de vorige eeuw was er enorme leegloop omdat er nauwelijks nog werk te vinden was. Daardoor woonden er op den duur nog maar 200 mensen. Die leven nu dus vooral van het toerisme.
'Convento de Santa Eufemia', Antequera.
Antequera, prehistorische grafheuvels en het grillige 'Torcal'
De stad Antequera, op 47 kilometer ten noorden van de Málaga, biedt overblijfselen van oude stadsmuren en enkele prachtige kerken, waaronder de barokke kerk 'Iglesia del Carmen' - in 2008 geheel gerenoveerd - en de 16de-eeuwse 'Real Colegiata de Santa María la Mayor', dat over de stad uitkijkt. Aan de voet van de laatste werden in 1998 bij toeval Romeinse thermen uit de eerste eeuw na Christus ontdekt. Daarnaast staan er het 18de-eeuwse paleis van Nájera en een arena - oorspronkelijk uit 1848 - dat in de 80-er jaren geheel in de authentieke bouwstijl van de stad herbouwd werd. Het 'Alcazaba', een Moors kasteel dat boven de stad uittorent, werd tussen 2006 en 2009 gerenoveerd. Vlak bij de ingang staat de 'Arco de los Gigantes', een triomfboog uit het jaar 1585. De bedoeling daarvan was om de overwinning van de klassieke en humanistische beschaving op die van de vroegere Moorse overheersers te tonen.
Dolmens
Iets ten oosten van de stad ligt één van de grootste grafheuvels van Spanje, de 'Dolmen de Menga'. Deze grafheuvel, daterend uit 2.500 v.C., toont de bezoeker ondergrondse kamers tot een diepte van 20 meter. Samen met twee latere grafheuvels, de 'Dolmen de Viera' en de 'Dolmen del Romeral' werd deze in 2016 uitgeroepen tot Werelderfgoed door de Unesco. Ook aan de rand van de stad, binnenkomend vanuit Málaga, zijn er andere resten van een thermencomplex, met o.a. een 53 meter lang zwembad.
Het 'Torcal de Antquera'
Het 'Torcal'
Het 'Torcal de Antequera' werd op 18 juli 1989 uitgeroepen tot natuurpark met een speciale bescherming. Het karakteriseert zich in grillige rotsformaties, ontstaan door een opwaartse vulkanische druk en winderosie. Het relatief kleine gebied bezit een unieke flora en fauna, met daaronder enkele endemische dierensoorten, en is één van de meest indrukwekkende kalklandschappen in Europa.
Tolox, oudste Carnaval van Andalusië
De badplaats Tolox ligt op zo'n 45 kilometer naar het noorden, in de 'Sierra de las Nieves'. Het heeft een Fenicische oorsprong, was bevolkt in Romeinse tijd en werd ommuurd door de Moren in het jaar 883.
Na de opstand van de morisken in 1539 werd het opnieuw bevolkt door o.a. Galiciërs uit het noorden van het land. In 1866 werden er geneeskrachtige bronnen ontdekt, 'amargosas' genoemd vanwege de bittere smaak van het water. Drie jaar later opende men er het zg. 'Balneario de Fuente Amargosa', dat vooral aandoeningen van de luchtwegen en allergieën aanpakt.
In Tolox wordt sinds het begin van de 17de eeuw Carnaval gevierd. Daarmee is het het oudste van de regio. Beroemd is de 'Día de los polvos', de dag vóór Aswoensdag waarop kinderen en ouderen zich laten bestrooien met talkpoeder. In de 19de eeuw werd dit gedaan door jongens bij het meisje waar ze een oogje op hadden, dus deze traditie lijkt in de loop der tijd te zijn verbasterd.