Kuching, Sarawak: in het voetspoor van de Brooke-dynastie
Ruim honderd jaar, van 1841 tot 1946, regeerden er blanke vorsten over Sarawak, de Maleisische deelstaat op het eiland Borneo. Het leven van de drie, James, Charles en Vyner Brooke, leest als een avonturenroman. Zeerovers, koppen snellende Dayak en rijke edelen kruisten hun pad. Ruim 60 jaar na het vertrek van de laatste blanke radja koestert Sarawak haar Engelse verleden en restaureert de gebouwen die herinneren aan deze periode.
Kuching, de hoofdstad van
Sarawak, is een van de weinige Aziatische steden met een aantrekkelijke openluchtcultuur langs de Sarawak-rivier, die de stad in tweeën deelt. Op de avond na onze aankomst wandelen we over het pad langs de rivier. We passeren kleine restaurants en eetstalletjes, die hun terras hebben opgezet langs de balustrade boven het water. Strengen kleurige lampjes zorgen voor een feestelijke sfeer. Overal doen inwoners van de stad zich te goed aan vis, gebakken rijst en cola. Vaak zijn dit soort gelegenheden vooral bestemd voor toeristen en eten locals net zo lief binnen, bij Tl-licht. Zo niet hier. Trouwens, toeristen zijn er nauwelijks.
Sarawak trekt vooral bezoekers die de weergaloze natuur van dit kleine stukje
Borneo exploreren. Voor de stad trekken ze weinig tijd uit. Dat is jammer, want Kuching heeft veel te bieden. Alleen al langs de rivier zien wij vanavond drie fraai gerestaureerde en verlichte gebouwen: een gerechtsgebouw, een paleis en een fort. Alle drie gebouwd onder het bewind van de tweede Engelse radja:
Charles Brooke, die het gebied bestuurde van 1868 tot 1917.
Romantische held
We strijken neer in het trendy ingerichte James Brooke Café & Bistro en slaan de geschiedenis er eens op na.
Charles Brooke mag dan vooral zijn sporen hebben nagelaten in
Sarawak, het is zijn oom
James Brooke die het meest tot de verbeelding spreekt. Van deze zoon van een rechter uit Bath bestaat slechts één geschilderd portret, uit 1847 en van de hand van Sir Francis Grant. We zien het type ‘romantische held’ tegen de achtergrond van zijn geliefde Sarawak-rivier. De gelijkenis met die andere Engelse held,
mr Darcy uit Jane Austen’s
Pride and Prejudice is groot. Net als Darcy was James Brooke een gewilde partij. Hij was charmant, knap, welgemanierd en reed goed paard. James was echter niet van zins een geregeld Engels leven te leiden. Hij wilde de wereld ontdekken, trad in dienst van de Engelse
Oostindische Compagnie en ging naar India.
Ziekte en tegenslag
Het leven in de overwegend blanke gemeenschap beviel hem daar maar matig. Hij wilde actie. Die kreeg hij toen Engeland in 1824 de oorlog aan Birma verklaarde. Tijdens zijn tweede veldslag raakte
James Brooke echter levensgevaarlijk gewond en moest hij terug naar
Engeland om te herstellen. Toen hij ruim vier jaar later, in 1829, met een compagnieschip naar India vertrok, leed hij al bij het eiland Wight schipbreuk. Hij werd opnieuw ziek omdat hij lang in het water lag voor hij gered werd. De Compagnie gaf hem zes maanden extra verlof, maar eiste dat hij zich uiterlijk op 30 juli 1830 in
Calcutta meldde. Hoewel hij na zijn herstel tijd genoeg had om op de plaats van bestemming te komen, verliep zijn reis met koopvaardijschip Castle Huntley ongebruikelijk traag en haalde hij Calcutta niet op tijd, kreeg geen extra verlof en nam ontslag.
'Weinig beter dan apen'
James Brooke scheepte opnieuw in en ging met de Castle Huntley mee naar China. Tijdens die reis rijpte in hem het idee zich permanent in deze omgeving te vestigen. Hij keerde terug naar Engeland en stelde alles in het werk om met een eigen schip naar Azië te kunnen gaan. Toen zijn vader overleed en James de beschikking kreeg over veel geld, kocht hij de
Royalist. Hij besloot op ontdekkingsreis naar
Borneo te gaan. Daar wilde hij onder meer zien wat er waar was van geruchten over een mensenras dat in de binnenlanden leefde en, zo noteerde hij, “weinig beter was dan apen, die in bomen leven, eten zonder hun voedsel te koken, door andere stammen opgejaagd worden en schijnen te bestaan in de laagst denkbare mate van menselijkheid”. Ook wilde hij kennismaken met de oorspronkelijke bevolking, bekend onder de verzamelnaam
Dayak, die volgens de overlevering vriendelijk waren, maar zich tegelijk overgaven aan het moordzuchtig spel van
koppensnellen.
Verovering
Met de Dayak maakte
James Brooke uitgebreid kennis. Hij verbleef soms wekenlang onder hen. De geruchten over het vreemde mensenras heeft hij nooit weten te bevestigen of ontzenuwen, om de doodeenvoudige reden dat hij tijdens zijn eerste ontdekkingsreis niet verder kwam dan het kustgebied van
Borneo. Het werd zelfs niet eens een ontdekkingsreis, maar een veroveringsreis. Na zijn vertrek uit Engeland, op 16 december 1838, kwam de Royalist op 1 juni in Singapore aan. Daar hoorde hij over de strijd die de
radja van Sarawak streed tegen rebellen in het binnenland. Omdat deze radja zich eens ongebruikelijk genadig had betoond tegenover schipbreukelingen uit Singapore, besloot James de vorst te hulp te schieten. Hij had immers zelf ooit schipbreuk geleden! Ook vernam hij dat er stroomopwaarts in Sarawak antimoniumerts werd gedolven, wellicht een interessante handel voor hem. De Engelsman was direct bij aankomst verrukt over de omgeving en het contact met de vorstelijke familie (gelieerd aan de
sultan van Brunei, de eigenlijke heerser over het gebied).
Onmisbaar
James stelde zich, onofficieel, in dienst van de radja en bestreed met enig succes zowel de rebellen als de in het kustgebied actieve
zeerovers. In de loop van de volgende jaren maakte hij zichzelf hierdoor zo onmisbaar dat de sultan James’ claim op een groot deel van
Sarawak niet kon negeren. In 1841 werd James Brooke gekroond tot radja. Hij zou die positie tot zijn dood in 1868 bekleden. James bestuurde het gebied met straffe, maar rechtvaardige hand, net als zijn opvolger en neef
Charles Brooke, die bijna vijftig jaar radja was en het gebied enorm uitbreidde. Charles’ zoon Vyner loodste Sarawak door de Tweede Wereldoorlog en leidde het tot de weg naar onafhankelijkheid, eerst als onderdeel van het Brits Gemenebest en later van de Maleisische federatie. Tot op de dag van vandaag kijkt men in Sarawak met trots en genegenheid terug op de ‘Engelse eeuw’. De Brookes bestreden opstanden, oorlogen, zeeroverij en despotisme en behandelden de oorspronkelijke inwoners van
Sarawak met veel respect. Met name Charles legde de basis voor een modern rechts- en bestuurssysteem.
Lieflijk en tolerant
Alle Brookes waren verrukt over
Sarawak. “Wanneer je Sarawak nadert in de vroege morgen, kun je vanaf het dek van een stoomboot kobaltblauwe bergen zien, die tussen hemel en aarde lijken te hangen. Nevels, wit als sneeuwbanken, omringen hun beboste toppen, om bij de eerste stralen van de zon weg te smelten en later in de middag als verfrissende stortbuien naar het land terug te keren. Watervallen, geboren in de bergen, dagelijks gevoed door de regen, storten zich door de beboste ravijnen”, schreef
James Brooke dichterlijk. Ook Margareth, de echtgenote van Charles had heimwee naar het gebied zodra zij weer in Engeland was: “Wanneer ik terugdenk aan Sarawak, de afzondering, de dromerige lieflijkheid van het landschap, het kinderlijk vertrouwen van de bevolking in haar bestuurders, verlang ik ernaar het eerste schip terug te nemen en het land nooit meer te verlaten.” En de derde radja,
Vyner Brooke, verzuchtte aan het eind van zijn leven: “Ik heb de hele wereld bezocht, maar ik heb nooit een mooiere plek of een beter volk gevonden dan in Sarawak. Ik ben de gelukkigste man ter wereld dat ik radja heb mogen zijn.”
Kruislings trouwen
Het is niet moeilijk je tijdens een bezoek aan
Kuching deze liefde voor het gebied voor te stellen. Zeker langs de rivier en in de oude wijken daarachter is de sfeer prettig en vriendelijk. Hoewel de verschillende bevolkingsgroepen in
Sarawak (naast de oorspronkelijke volkeren zijn dat Maleiers, Chinezen en Indiërs) hun eigen straten en wijken hebben, is hier geen sprake van de etnische of religieuze onrust waaronder buurland Indonesië lijdt. Volgens de auteurs van de Lonely Planet is dat onder meer een gevolg van een traditie van intermarriage. Mensen uit diverse bevolkingsgroepen trouwen met elkaar, wat de
tolerantie voor andere gebruiken en gewoonten vergroot.
Regen!
Ook de door
James Brooke beschreven ‘verfrissende regenbuien’ zijn dagelijks aanwezig. Waar in de rest van
Sarawak weinig tot geen regen valt aan het begin van deze natte moesson, worden
Kuching en omgeving er elke middag en avond door gegeseld. We besluiten daarom vroeg in de ochtend de gebouwen te gaan bekijken die herinneren aan de tijd van de Brookes. Met een tambang, een klein overdekt bootje, laten we ons overzetten naar de noordelijke rivieroever en wandelen naar
Fort Margherita, dat gisteravond zo sprookjesachtig verlicht was. Charles Brooke liet het fort in 1879 bouwen en noemde het naar zijn vrouw. De in het fort gelegerde militairen werden geacht de bewegingen van zeerovers richting Kuching in de gaten te houden en zo nodig in actie te komen.
Fort Margherita
Nog steeds is het fort militair terrein. De politie is er gevestigd en heeft het fort ingericht als
politiemuseum. We moeten onze paspoorten laten zien en mogen dan gratis naar binnen. De geëxposeerde politiegeschiedenis is niet erg boeiend, maar het fort is prachtig gerestaureerd en biedt vanaf de wachttorens een goed zicht op de stad en de rivier. In een van de torenkamers hangt een korf met enkele
schedels. De suppoost verhaalt van een incident waarbij een van de torenwachters kakelend hoorde lachen in de kamer. Na gedegen onderzoek kwam men tot de conclusie dat het de schedels moesten zijn en bleef men voorlopig uit de buurt van de ruimte. Ze verwijderen durfde men niet. Nu is het er doodstil en hoor ik alleen het gekraak van de korf, die heen en weer zwaait in de verstikkend hete wind. Toch is de nabijheid van die bundel
grijnzende schedels voldoende reden om snel weer verder te lopen.
Paleis van de radja
Terug aan de zuidkant van de rivier wandelen we in westelijke richting naar het plein voor het gerechtsgebouw. Het gebouw stamt uit 1874 en is nog steeds in gebruik bij de overheid. Ervoor staat een gedenknaald met een portret van
Charles Brooke, onder wiens leiding het hof tot stand kwam. De vierkante klokkentoren aan de waterkant kwam in 1883 gereed. Om ons onduidelijke redenen is de toren vandaag gesloten voor bezoekers en kunnen we niet omhoog klimmen om vanaf de bovenste ring de istana te zien, het
witte paleis van de radja aan de overkant van de rivier. Charles liet het paleis in 1870 bouwen en woonde er als hij in Kuching was. Tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruikten de Japanners de kelder als gevangenis en tegenwoordig woont de gouverneur van
Sarawak in het paleis. Het is niet open voor publiek. Ook het paleis en de omringende tuinen zijn ’s avonds fraai belicht en dan eigenlijk mooier dan overdag.
Dankzij Alfred Wallace
Het is inmiddels bijna middag en de eerste regenbui van vandaag barst los. Tijd om een teksi (taxi) aan te houden en naar het
Sarawak Museum te gaan. Dit museum staat bekend als een van de beste musea van Zuidoost-Azië. Het heeft twee vleugels, die via een voetgangersbrug over de weg met elkaar verbonden zijn. De oudste vleugel stamt uit 1891 en werd ingericht onder leiding van de beroemde antropoloog
Alfred Wallace. Hij verbleef twee jaar in
Kuching, op uitnodiging van radja Charles. In die tijd stond het ontdekken en duiden van onbekend gebied centraal en dienden musea vooral als gelegenheid om deze ontdekkingen tentoon te stellen en toegankelijk te maken voor de rest van de wereld. Een deel van de collectie, opgezette dieren, kunst en handnijverheid van de inheemse volkeren van
Borneo, ziet er uit alsof het er al sinds 1891 staat en niet van zijn plek is geweest. De rijkdom aan materialen is echter zo groot dat dit nauwelijks een bezwaar is. Toch is ook een poging gedaan het museum meer eigentijds in te richten. Zo kun je een kijkje nemen in een compleet ingericht
longhouse en met name in de nieuwe vleugel zijn thematische exposities ingericht, compleet met dia- en videoshows. Uiteraard komt de bezoeker hier ook meer te weten over de geschiedenis van de
blanke radja’s.
Tijd om verder te gaan
Als de regen ook in de oude vleugel van het
museum met bakjes tegelijk door het lekkende dak naar beneden komt, is het tijd om op te stappen. Na alles wat we in het museum te zien hebben gekregen, wordt het tijd voor the real thing: het binnenland in en op bezoek bij de oorspronkelijke bevolking van
Sarawak. Het was immers vooral om hen dat de Brookes hierheen kwamen en ruim honderd jaar bleven.