Peloponnesos: Schatkamer van oud en nieuw Griekenland
Jaarlijks bezoeken slechts een paar duizend Nederlanders de Griekse regio Peloponnesos. Ter vergelijking: naar het veel kleinere Kreta vliegen ruim 100.000 landgenoten. Hoog tijd voor een pleidooi voor deze prachtige Griekse regio. Want met historische plekken als Olympia en Korinthe, een smakelijk wijngebied, de imposante Loúsios-kloof en een fraaie kust met gezellige badplaatsen verdient de Peloponnesos het om een echte trekpleister te worden.
De figuurlijke entree van de
Peloponnesos bevindt zich op zo’n tachtig kilometer van de luchthaven van Athene: het
Kanaal van Korinthe. Staatkundig gezien hoort ook de oostelijk gelegen plaats
Loutraki erbij, maar velen voelen zich pas in de Peloponnesos als ze over de brug zijn gereden en in de diepte naar deze 8 kilometer lange en slechts 23 meter brede waterweg hebben gekeken. Met enig geluk zie je een schip door het kanaal gesleept worden. Voor grote oceaanstomers is het uit 1893 daterende kanaal nu echter veel te smal. En met de huidige snelheden varen ze net zo makkelijk om het schiereiland heen.
Antiek Korinthe
Onze eerste bestemming is Antiek
Korinthe, een verzameling opgravingen waarin je zonder veel moeite een Romeins stadsplan herkent. Een welvarende stad, wel te verstaan. De oude Corinthiërs verdienden goed met het vervoer van en handel in goederen op de smalle landengte waar later het kanaal gegraven werd. De stad werd anderhalve eeuw voor Christus verwoest door de Romeinen en later herbouwd. De bekendste inwoner, zeker voor bijbelkenners, was de strenge apostel Paulus, die de bewoners veroordeelde omdat zij te losbandig leefden. Maar hij schreef hen ook de bekende ‘Brieven aan de Corinthiërs’, met misschien wel de mooiste passages uit de
bijbel, over de liefde: “Al ware het, dat ik met de tongen der mensen en der engelen sprak, maar had de liefde niet, ik ware schallend koper of een rinkelende cimbaal (…) De liefde praalt niet, ze is niet opgeblazen, ze kwetst niemands gevoel (…) Alles bedekt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles verdraagt zij (…) Zo blijve dan: geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde.” Korinthe werd in de Byzantijnse tijd door aardbevingen verwoest en bestaat nu voort als ruïne. Niet de minste: het is het grootste Romeinse stadsgebied van
Griekenland. De opgravingen gaan nog altijd voort en veel is al te zien. Zoals de tempel van Apollo, met zijn Dorische zuilen, een van de weinige gebouwen die de Romeinen spaarden. Maar ook de marmeren weg naar de haven, de Tempel van Octavia en het Odeion. Vele gebruiksvoorwerpen en beelden zijn te zien in het kleine museum.
Wijn uit Nemea
Een glimp van de reden waarom Paulus de Corinthiërs veroordeelde, krijgen we bij ons volgende bezoek, aan
Nemea. Dit heuvelachtig gebied ten zuiden van Korinthe, met zijn zonnige hellingen, is hét wijngebied van Griekenland. De
wijn werd al met groot enthousiasme geconsumeerd in antiek Korinthe. De stad leende zelfs haar naam aan de gedroogde zwarte druif: krent. Liefhebbers kunnen in het gebied een wijnroute volgen en op bezoek gaan bij tientallen wijngaarden, om te proeven en (uiteraard) te kopen. Wij brengen om 11.00 uur in de ochtend een bezoekje aan
Domaine Repanis, waar de eigenaar ons rondleidt en vergast op gulle glazen witte, rosé en rode wijnen, met schalen vol kaas, brood en worst om tussen de slokjes door de smaakpapillen te neutraliseren. De zilveren emmers waarin je de slokjes na het proeven mag uitspugen, worden niet intensief gebruikt. De wijn is te lekker en we blijven wel zuinige Hollanders.
Ikonostases
Onderweg naar onze volgende bestemming, Antiek Olympia, verbazen we ons over de talloze monumentjes langs de weg,
ikonostase genaamd. Ze herinneren aan iemand die op deze plek verongelukt is en dat zijn er op deze smalle bergachtige wegen verontrustend veel. In de met relikwieën gevulde kastjes, niet zelden in de vorm van een Byzantijnse kerk, brandt altijd een kaarsje. Van onze gids horen we dat de monumenten verzorgd worden door vrouwen uit nabijgelegen dorpjes, die deze taak vervullen voor de vaak te ver weg wonende nabestaanden. Een mooi gebaar!
Olympia: naakte spelen
Olympia is de bakermat van de
Olympische Spelen. In de Griekse oudheid was het een religieus centrum voor de belangrijkste Griekse goden, onder wie Zeus (die zetelde op de berg Olympus). Elke vier jaar vond in de Griekse oudheid in
Olympia een groot festival plaats, waaraan ook sportwedstrijden gekoppeld werden. Om deel te kunnen nemen aan het festival, moesten de deelnemers vanuit alle hoeken van het Griekse rijk veilig naar Olympia kunnen reizen. Daartoe werden alle oorlogen voor de duur van de Spelen stilgelegd. Deze ingreep, die eeuwenlang succes had, gaven de Spelen in Olympia groot aanzien. Oorspronkelijk streden alleen mannen tegen elkaar in de
antieke vijfkamp: verspringen, worstelen, hardlopen, speer- en discuswerpen. Later kwamen er andere sporten bij. Vrouwen waren niet welkom, ze mochten zelfs niet kijken, waarschijnlijk omdat de mannen naakt streden. De christelijke keizer Theodosius verbood de Spelen, als zijnde ‘heidens’, in het jaar 393. In 1896 werden ze in ere hersteld en op drie keer na (1916, 1940 en 1944) zijn ze, oorlog of geen oorlog, altijd doorgegaan. Mede daarom is een Olympische overwinning voor een atleet de meest prestigieuze triomf. Het
olympisch vuur wordt nog altijd ontstoken in Antiek Olympia, in estafette naar Athene gebracht en van daaruit vervoerd naar de plek waar de Spelen plaatsvinden. Tijdens een rondwandeling langs de opgravingen komen de Spelen behoorlijk tot leven, zeker als je met een gids meegaat. Zo is het stadion, met zijn ingang onder een gewelfd plafond, nog altijd herkenbaar als een enorm sportveld. Ook kun je op zuilen, waarop de winnaars met een beeld onsterfelijk gemaakt werden, lezen wie welke wedstrijd won. Bijvoorbeeld: “Marcus uit Antiochië won de junior worstelwedstrijd tijdens de 219de Olympiade.” Er zijn tempels, trainingsplaatsen en in het museum is een schat aan kunst- en gebruiksvoorwerpen te zien. Pronkstuk is het beeld van Hermes, door Praxiteles. Het doet denken aan (en kan zich meten met) de beroemde David van Michelangelo.
Kluizenaars in de Loúsios-kloof
Hoogtepunt van onze reis door de
Peloponnesos is de tocht door de
Loúsios-kloof. De Loúsios-rivier, een zijrivier van de Alfeiós stroomt in het middenwesten van het schiereiland door een indrukwekkende, bijna 300 meter diepe kloof van zo’n 5 kilometer lengte. Er zijn diverse gemarkeerde wandelroutes. Wij wandelen van klooster tot klooster. In het eerste,
Filosófou, worden we opgewacht door Vangelis, een van de twee bewoners. Hij serveert ons glazen water met ‘Turks fruit’ en vertelt over het
klooster. De huidige vestiging dateert uit de 17de eeuw en verving destijds het oude klooster, dat gedurende zeven eeuwen iets verderop in de kloof gevestigd was. Pronkstuk van Filosófou is de kapel met fresco’s van onbekende bijbelse episodes, zoals die van de Gadareense zwijnen. Via smalle geitenpaadjes dalen we af naar de rivier en stijgen enige tijd later weer om een kijkje te nemen in de kerk van het oude klooster. De geur van vleermuizenpoep beneemt ons bijna de adem. Hier komt zelden meer iemand. Aan de overkant van de kloof zien we regelmatig grotopeningen of kleine bouwsels met een wankel ogend touwladdertje. In deze
hermitages verblijven kluizenaars en mediterende kloosterlingen in totale afzondering. Eveneens hoog tegen de rotsen aan geplakt is het volgende klooster, genoemd naar
Johannes de Doper. Het is een spectaculair gezicht, de gebouwtjes met hun houten balkons die boven de diepe kloof hangen. Ook hier worden we ontvangen met koffie en zoetigheid. “Dat is gebruikelijke gastvrijheid”, vertelt onze gids. “Ze wisten niet dat we kwamen.” De eveneens met fraaie
fresco’s versierde kapel volgt in haar bouw de vorm van de rots waar ze tegenaan leunt. De wandeling eindigt bij Antiek Gortys, een plek waar atleten op weg naar de Olympische Spelen konden overnachten. Tijdens de opgravingen kwamen ook de fundamenten bloot te liggen van een tempel gewijd aan Asclepios, de god van de geneeskunst. Bij ons beter bekend als
Aesculaap. Die van de kronkelende slang om de stok, inderdaad!