De Dani, bewoners van de Baliem-vallei
De Dani zijn een volk dat leeft in de Baliem-vallei op het eiland Nieuw-Guinea. Pas sinds de Tweede Wereldoorlog heeft dit volk contact met de moderne maatschappij. Het volk is ontdekt in de Tweede Wereldoorlog tijdens een campagne van het Amerikaanse leger. Er was een vliegtuig verdwaald. Het toestel kreeg een tekort aan benzine en de bemanning werd op spectaculaire wijze gered, met behulp van de lokale bevolking.
Let op! Dit artikel is geschreven vanuit de persoonlijke visie van de auteur en bevat mogelijk informatie die niet wetenschappelijk onderbouwd is en/of aansluit bij de algemene zienswijze.Inhoud:
Landbouw door de Dani-stam
De Dani zijn landbouwers en verbouwen van oudsher vele soorten aardappel, cassave, tarot en nog veel meer groentes. Het zijn goede landbouwers. Naast groente en fruit kweken houden ze varkens. Om de varkens niet weg te laten lopen bouwen ze stenen muurtjes als omheining. De Dani bouwen ook hekken om hun dorp. Deze bekleden ze bovenop met riet en gras, waarna ze er planten op laten groeien. Vooral hekken begroeid met varens kunnen een mooi gezicht zijn. Het is misschien een goed idee om in de rest van de wereld ook de hekken te laten begroeien met planten want het is veel mooier om te zien dan een kaal hek.
Dorpen
De dorpen van de Dani hebben een ingang met een deur in het hek. Boven de ingang is een groot dak bevestigd in de vorm van een maansikkel met beide punten naar de grond gericht. De Dani hadden een deur en een hek om zich te beschermen tegen indringers, andere stammen. De redenen van ruzie tussen stammen is vrijwel uitsluitend het stelen van varkens of het begeren van een vrouw van een andere stam. De Dani-mannen kunnen meerdere vrouwen trouwen. Tijdens een huwelijksfeest wordt een varken geslacht en door iedereen opgegeten. Een of meerdere levende varkens geeft de man cadeau aan zijn schoonfamilie. Varkens zijn een ruilmiddel en worden door de Dani als symbool van rijkdom gezien. Men berekent rijkdom niet in geld maar in varkens.
Huizenbouw
Dani huizen worden gekenmerkt doordat de mannenhuizen rond zijn. De vrouwenuhuizen zijn langwerpig. De kinderen slapen in de vrouwenhuizen. De mannen slapen bijelkaar in één huis en de vrouwen ook. Getrouwde Dani's slapen nooit samen in één huis. Op de huizen is een dik rieten dak. Rietplanten zoals papyrus groeien volop in de Baliem-vallei. Doordat het dak zo dik is blijft het lekker koel binnenshuis terwijl het buiten 30 graden is. Nieuwkomers in het dorp worden begroet met een uitgebreid ritueel op zingende toon. Mannen en vrouwen komen naar de bezoeker toe, pakken zijn of haar handen vast en zeggen dan:"wawawawawawawawawawawawa!", vaak meer dan één keer.
Cultuur
Als je een Dani man onderweg ontmoet dan begroet je elkaar met:"Nayak!", Als je een vrouw ontmoet dan zeg je:"La-oek!" Tegen meerdere vrouwen zeg je:"La-oeknya!" Vrouwen dragen onderweg vaak een nokke, een elastisch draagnet. Deze is gemaakt van de nerven van bladeren van een palmboom. Ze geven de nerven kleur. Zwart wordt gemaakt van houitskool. Geel, blauw en rood worden gemaakt van vruchten. De Dani houden vooral van de kleur rood. Vroeger was in Indonesië een rood 100 rupiah-biljet een betaalmiddel. Nu is dat een vrij waardeloos muntje omdat de Rupiah in de loop der jaren flink is gedevalueerd. Maar de Dani hebben nog lang het rode biljet gebruikt als betaalmiddel.
Schelpengeld
Schelpen zijn in de Baliem-vallei niet te vinden want de zee is honderden kilometers verderop. Maar door ruilhandel met andere stammen hebben de Dani altijd wel schelpen gekend en maken ze er sieraden van zoals kettingen en armbanden. Schelpen werden vroeger dus als ruilmiddel gezien. Geld is overbodig in een samenleving waar geruild wordt.
Tientallen Soorten Aardappels
De Dani-vrouwen bewerken het land. Er zijn tientallen soorten aardappel te viden in de Baliem-vallei. Het feit dat sommige wetenschappers beweren dat de aardappel oorspronkelijk uit Zuid-Amerika komt staat hiermee op losse schroeven. Melanesiërs en Polynesiërs kenden de aardappel waarschijnlijk op zijn minst tegelijkertijd met de Zuid-Amerikaanse volkeren. Sommige aardappels kun je ook rauw eten.
Buah Merah
De Dani verbouwen ook tarot. Dat is een knolgewas met een groot blad. Daarnaast verbouwen ze wortels, boontjes, ui, prei, knoflook, labu wat een groene vrucht is die gekookt wordt, vele koolsoorten en tegenwoordig ook rijst. Er worden veel vruchten verbouwd zoals sinaasappels, mandarijnen, citroenen, jackfruit, vele soorten bananen en de beroemde buah merah, een langwerpige rode vrucht van de Pandanus-palm die ongeveer een meter groot wordt. Overigens groeien hier geen kokosnoten
omdat die alleen gedijen in de buurt van een zee. Ook noten zoalss pinda's en een soort paranoten groeien hier veelvuldig. De vrouwen verzorgen het land, oogsten en wassen de groente in de rivier. Vaak gebruikt men wit zand om de aarde van bijvoorbeeld wortels af te schuren en spoelt men daarna de wortel af.
Verentooi
De Dani hebben een stenen bijl om het land te bewerken. Dit is een houten steel met een lange scherpe steen eraan. Er zit boomschors gevlochten om de steen en de bijl om deze bijeen te houden. Verder hebben ze pijl en boog om mee te gaan jagen op varken, herten of vogels. De vogels worden niet alleen opgegeten maar de veren worden gebruikt ter versiering. Zo hebben veel Dani een verentooi net als de traditioneel geklede indianen. Geliefde vogelveren om te gebruiken zijn casuaris-veren en paradijsvogelveren. Verder hebben de Dani speren om mee te jagen. De Dani lopen altijd blootsvoets; ook in het woud. Uiteindelijk is dat handiger omdat schoenen bijna niet bestand zijn tegen het glibberige en natte oerwoud.
Lees verder