De doodshoofden van Parijs
Parijs, de lichtstad heeft ook een hele duistere kant. Het gaat om een plek waartoe velen zich aangetrokken voelen maar die levensgevaarlijk kan zijn. Onder het gebruis van deze levendige prachtige stad ligt een geheel andere stad, de stad van de doden. De Fransen noemen het liever het Ossuaire Municipal, letterlijk vertaald: De gemeentelijke hoop beenderen.
Parijs, de hoofdstad van Frankrijk, heeft altijd al enorm veel aantrekkingskracht uitgeoefend, niet alleen op vele toeristen maar zeker ook op de Fransen die er eeuwen geleden al probeerden hun geluk te beproeven. Eeuwenlang leefden en stierven hier mensen, de levenden begroeven hun doden en deden dat bij voorkeur op de grote begraafplaats
“cimetière des Innocents”,daar waar nu het winkelcomplex Les Halles ligt. 10 eeuwen lang werden er meer dan 30 generaties mensen begraven en omdat er geen uitbreiding mogelijk was, werden de lijken gestapeld. Het gevolg was dat bij hevige regenbuien of door de toename van het gewicht stoffelijke overschotten vrij kwamen te liggen met als gevolg dat de pest dreigde.
Maatregelen waren nodig om een einde te maken aan die dreiging en men had geen andere keus dan het grote kerkhof en zeker nog zo’n 30 andere kerkhoven van de stad op te ruimen. De stoffelijke resten van ruim 6 miljoen mensen moesten worden opgegraven en worden verplaatst, maar waarheen met die miljoenen geraamtes? De keus viel op het ondergrondse gangenstelsel van de kalksteengroeven net buiten de stad. In de toen al grote stad Parijs werden vele grote paleizen en statige bouwwerken neer gezet en de kalksteen, die daarvoor nodig was, was ruimschoots voorhanden. Toen de bovengrondse kalksteen uitgeput raakte, haalde men onder de stad het kalksteen vandaan waardoor een enorm gangenstelsel ontstond. De stad Parijs heeft daardoor in totaal aan honderden kilometers lange gangen en die ruimte kon men goed gebruiken om de resten op te bergen.
Er werd toestemming verkregen van de kerk en in 1786 werd begonnen aan het opgraven en verplaatsen van de schedels en beenderen. Het vervoer van de resten werd in de late avonduren gedaan in koetsen met daarover zwarte gewaden terwijl achter de stoet meerdere in wit geklede geestelijken liepen, die gebeden lazen. In de oneindige gangen werden de beenderen letterlijk opgestapeld. Voor iedere sectie in het gangenstelsel werden borden geplaatst waarop stond van welk kerkhof en uit welke periode de beenderen afkomstig waren. Het heeft tot in de 19e eeuw geduurd voordat alle kerkhoven ontruimd waren en de stoffelijke resten hun laatste rustplek hadden gekregen in het voor het publiek afgesloten gangenstelsel. Parijs groeide uit tot een metropool en het in de 19e eeuw nog buiten de stad liggende verborgen knekelhuis kwam daardoor binnen de stadsgrenzen te liggen.
Net als heden ten dage was de mens ook toen bijzonder nieuwsgierig en velen zijn op zoek naar het macabere, het lugubere of het onderaardse. Een heel bekend voorbeeld daarvan was
Philibert Aspairt, de portier van het ziekenhuis
Val de Grâce in Parijs. Hij ontdekte dat één van de trappen van het ziekenhuis in het onderaardse gangenstelsel uit kwam. Hij dacht in het ondergrondse gangenstelsel een alcoholopslagplaats te vinden van de Karthuizer monniken, die bekend stonden om het vervaardigen van prima bier en wijn. Hij daalde in de maand november van het jaar 1793 af in het aardedonkere gangenstelsel met een lampje. Van hem werd niets meer vernomen totdat een onderhoudsploeg hem op 30 april 1804 terugvond, aangevreten door ratten en slechts enkele meters van een uitgang vandaan. Hij was waarschijnlijk verdwaald en was zonder licht reddeloos verloren. Op de plek waar hij is gevonden, is hij begraven. De grafsteen die er werd geplaatst is een waarschuwing voor iedereen die illegaal toegang verschaft tot dit ondergrondse rijk der doden.
Jawel, illegaal, want tot op de dag van vandaag weten mensen binnen te dringen in het ongelooflijk grote gangenstelsel onder levendig Parijs. Zij zoeken het onbekende en zijn uit op spanning en vertier. Ze houden er heksenfeesten, stelen schedels of brengen schilderingen aan en het medium internet draagt er toe bij dat mensen zelfs ervaringen kunnen uitwisselen. Met wat moeite vindt je zelfs de plekken waar je illegaal toegang kunt verkrijgen maar denk dan aan de arme
Philibert wiens lampje daar uit ging. Het is ook niet meer noodzakelijk want vanaf 14 juni 2005 zijn de
Catacombes, zoals ze nu heten, voor het publiek geopend. U koopt aan de kassa een kaartje en daalt vervolgens via vele trappen af naar dit dodenrijk. U krijgt in dit 1,7 kilometer lange opengestelde gedeelte zonder meer een heel duidelijk beeld van deze duistere kant van Parijs. U ziet hoe de beenderen tot aan de plafonds zijn opgestapeld en hoe met schedels en andere botten soms figuurtjes zoals kruisen of hartjes werden gemaakt.
U mag echter uit respect voor de doden niet fotograferen met flitslicht en moet er op rekenen bij het verlaten van de
Catacomben gecontroleerd te worden op het feit of U geen souvenir heeft meegenomen.
De
Catacomben van Parijs liggen op
Place Denfert-Rochenau 1 en zijn dagelijks geopend behalve op maandagen en feestdagen. De openingstijden wisselen nog al eens dus U doet er goed aan daar even naar te informeren. U komt er met de metro die daar een halte heeft met de naam
Denfert-Rochenau.