Jungle hotel in Thailand: absolute stilte en avontuur
Junglehotels zijn een apart fenomeen in Thailand. Junglehotels drijven op het water en zijn verstoken van luxe. Toch geeft het overnachten in een junglehotel in Thailand wel een echt Thais gevoel. De rust en de eenvoud maken het tot een speciale ervaring. Rekenen op veel luxe moet de toerist overigens niet. Het is lopen met een olielamp en de wc doorspoelen met een emmer water.
Junglehotel is avontuurlijk
Een junglehotel bezoeken is een must als je Thailand bezoekt, zo luidt het algemene oordeel. Hoewel het me in Nederland een goed idee leek om zoiets te boeken, zie ik het opeens somber in als ik daadwerkelijk in de boot moet klimmen die me daar naartoe moet brengen. Daarbij gaat het niet om de reis zelf, maar het verblijf in een niet-luxe omgeving baart me zorgen. Geen warm water, een wc die je moet doorspoelen met een emmer, grote spinnen en zelfs ratten. Brrr. Ik moet er niet aan denken. Toch is er geen weg terug meer als ik voor de ,,haven''' sta waar de boten liggen die ons moeten vervoeren. De koffers worden in de kleine vaartuigen geladen nadat ze over een lange schuine loopplank naar beneden zijn gebracht. De kleine Thaise mannen hebben het zichtbaar zwaar met het slepen van al die bagage en het lijkt opeens ook van de zotte dat we koffers met luxe zoals elektrische apparaten mee hebben naar een gebied waar helemaal geen stroom te vinden is.
Absolute stilte
Na de bagage zijn wij aan de beurt en om beurten stapt een heel gezelschap in. Met snelle motorboten, het schuim langs de zijkant en de kop van de vaartuigen, worden we naar een desolaat gebied gebracht. Ik hoor opeens niets. Er is stilte, alleen doorbroken door het geluid van vogels en andere dieren. Na een behoorlijk koude en ietwat natte rit komen we aan op onze bestemming. Pittoreske kleine hutjes met daarvoor bloemen, olielampjes en drijvende balkonnetjes zijn ons deel. Luxe is het inderdaad niet, het water is koud, de wc moet je doorspoelen met een emmer water, maar wat een gevoel! Ook ’s avond wordt wel duidelijk wat dit voor mensen doet. Iedereen verzamelt zich aan de bijzondere bar en we zitten tot diep in de nacht met elkaar te praten en te drinken. Het licht van de olielampjes verzacht de trekken van ieders gezicht en wie naar zijn kamer wil wordt op die route eveneens begeleid door dat bijzondere licht. Het ziet er feeëriek uit en voelt ook zo. ’s Avonds voor het slapen gaan, ga ik nog even in de hangmat liggen en laat de omgeving op me inwerken. Het is hier zo puur, zo eerlijk. Alleen de natuur is hier aanwezig (met uitzondering van de mensen dan). . De rivier klotst zijn golven tegen het hotel dat op het water drijft en aan de overkant slaakt een vogel bijzondere kreten. Helemaal alleen, hangend in mijn matje valt alles op zijn plaats.
Olifanten aan het ontbijt
Om de kamer te betreden is nog wel een gedoe. De olielamp moet mee om te kijken waar je loopt, maar zoveel vuur ben ik niet gewend. Ik wil het hotel ook niet in de fik zetten, dus ik ben voorzichtig. Als ik 's nachts naar het toilet moet grijp ik tevergeefs naar een touwtje voor de lamp. De olielamp is inmiddels gedoofd, door gebrek aan brandstof. Verderop hoor ik een woeste kreet. Een spin van formaat heeft iemands kamer blijkbaar betreden en er wordt een sterke man gevraagd om hem te verwijderen, dan wel te doden. Als ik de commotie zo hoor, heeft niemand daar echt veel zin in. Toch wordt het op een gegeven moment wel stil. Totdat ik in de kamer naast me woest gesnurk hoor. De wanden van dit junglehotel zijn vanzelfsprekend zo dun dat ieder geluid hoorbaar is. De stilte is echter nog het meest hoorbaar. De ochtend erop word ik in alle vroegte wakker van de vogels die aangeven dat de dag begonnen is. Het wordt gevolgd door veel gespetter en geplons. Even denk ik dat een van de andere gasten zich doucht in de rivier, maar bij nadere inspectie blijkt dat ons hotel opeens omgeven is door olifanten met hun mahouds. De dieren komen zich wassen, terwijl wij kunnen genieten van ons ontbijt. Het dorp dat blijkbaar achter ons hotel ligt wordt nog helemaal op de oude manier gerund en dat betekent ook dat er weinig vertier te vinden is. De stilte en de rust is de grootste gave van dit junglehotel.
De verwoeste stad Ayutthaya
Na een steenkoude vroege douche de volgende donkere ochtend (warm water is hier nu eenmaal niet) ontbijten we en worden de koffers weer ingeladen. Met een extra trui aan varen we dezelfde route als de heenweg en stappen weer in de bus. Zoveel luxe zijn we niet meer gewend en de meesten denken toch met wat deemoed terug aan die bijzondere dagen. We gaan op weg naar de oude hoofdstad van Siam, Ayutthaya, de stad die aan drie rivieren ligt en veel indrukwekkende overblijfselen uit een rijk verleden heeft. De stad die heel lang een van de rijkste van Azië was en een miljoen inwoners had, werd op een gegeven moment zo grondig verwoest dat ze nooit meer herbouwd kon worden. In 1767 nemen de Birmanen Ayutthaya in, plunderen de stad, steken hem in brand en de meeste monumenten worden verwoest. Dat blijkt ook. In de vele reünies zien we echt de overblijfselen van al dat cultuurgoed. De meeste indruk op mij maakt een tempel met louter gebroken Boeddhabeelden. Wat Phra Ram, een van de oudste tempels van Ayutthaya toont een afbrokkelende prant boven het centrale terras en wordt omgeven door een galerij met in stucwerk uitgevoerde slangen, adelaars en boeddhabeelden.
Vissen voor good luck
Na dit indrukwekkende bezoek aan een verwoeste stad, klimmen we op de fiets en maken een rondje door het park. Mijn oog valt op een verkoopster die vissen in een zakje aanbiedt en ik vraag waar dat voor is. Het blijkt dat dit voor good luck is, vooral voor anderen. Je doet een wens voor een ander, terwijl je de net gekocht vis in de vijver loslaat. We laten ons niet onbetuigd en kopen daarna massaal de vissen en laten ze los. Een beetje goodluck voor een ander is ten slotte nooit verkeerd en altijd goed voor je karma.
Insecten als snack
’s Avonds overnachten we in Phitsanulok, maar niet voordat we per fietstaxi naar ons dineradres zijn gebracht. Een groep met senioren fietst ons naar het restaurant in de traditionele taxi’s. De mannen die toch behoorlijk op leeftijd zijn, zetten de spurt er goed in en doen het bijzonder aardig voor hun leeftijd. Het levert wel wat plaatsvervangende schaamte op, maar de heren lijken er zelf geen moeite mee te hebben. Na ons diner, brengen zij ons ook weer verder, maar niet voordat we naar het restaurant van the flying vegetables zijn geweest. De koks daar weten de groenten naar boven te schieten en wie dat wil mag op een plateau proberen het te vangen. Tevens doen we ons te goed aan gefrituurde insecten, een plaatselijke snack blijkbaar. Alles wat vleugels of pootjes heeft, kan hier in gefrituurde staat worden verorberd. Met een goed glas Thaise whisky ernaast vanzelfsprekend om de gezelligheid te verhogen. Ik houd het bij de whisky alleen.
Karaoke in Thailand
Voordat we ons te ruste leggen, gaan we de buurt nog even verkennen. Aan de overkant wordt driftig karaoke gedaan en op het terras waar bijna alleen maar Thai zitten, schuiven we aan. Een uurtje later blijkt in het hotel ook nog driftig aan de nationale zangsport te worden gedaan. Een beschonken Thaise man brengt zijn nieuwe liefde (of waarvan wij denken dat het zijn nieuwe liefde is) een aubade die vreselijk vals klinkt. Veel publiek heeft hij niet, wij zijn de enigen die nog van zijn kwaliteiten, of eigenlijk het ontbreken daarvan mogen genieten.