Dwars door Cuba: Granma in de geschiedenis
De provincie Granma is op Cuba misschien wel één van de provincies met het hoogste aantal historische plaatsen. Van de koloniale hoofdplaats Bayamo tot de landingsplaats van Fidel Castro voor de start van zijn revolutie, Granma biedt voor elk wat wils.
Het koloniale Bayamo
Wie genoeg natuur gezien heeft in
Granma (zie artikel
Dwars door Cuba: de natuur van Granma) kan het over een andere boeg gooien en op zoek gaan naar de verschillende historische plekken die eveneens binnen de provinciegrenzen te vinden zijn.
Laten we die historische plekken even chronologisch overlopen. De ontdekking kan beginnen bij de provinciehoofdplaats
Bayamo, alweer één van de zeven oorspronkelijk door de Spanjaarden gestichte Cubaanse steden, de zeven “villa’s”. San Salvador de Bayamo werd in 1513 als tweede Spaanse nederzetting gesticht (na Baracoa in de huidige provincie Guantánamo) en tijdens de koloniale periode groeide de plaats uit tot een vrij welvarende stad door de aanwezigheid in de regio van heel wat suikerrietplantages en veeteeltbedrijven. Bayamo ontpopte zich in de periode van de onafhankelijkheidsstrijd echter tot een voortrekkersregio in die strijd tegen de Spanjaarden en de stad moest het een paar keer ontgelden. Wanneer de stad tijdens de eerste onafhankelijkheidsoorlog in 1869 op het punt stond te vallen voor de Spaanse troepen, staken de inwoners hun eigen stad in brand, eerder dan haar in handen van de Spanjaarden te zien vallen. Ook tijdens de tweede onafhankelijkheidsoorlog (in 1895) werd de stad opnieuw zwaar beschadigd door gevechten.
En Bayamo blijft trots op die voorvechtersrol in de onafhankelijkheidsstrijd. We horen het zelfs in het Cubaanse volkslied dat door Perucho Figueredo in 1868 werd gecomponeerd. Het Cubaanse volkslied begint immers met de woorden: “Al combate corred, bayameses” (Trek ten strijde, inwoners van Bayamo).
Wie Bayamo bezoekt, komt uiteraard op het centrale plein terecht, genaamd Parque Céspedes (maar ook vaak Plein van de Revolutie genoemd omwille van de verschillende monumentjes en historische gebouwen en plekken). In het midden van het plein zien we een bronzen beeld van Carlos Manuel de Céspedes, bijgenaamd de Vader van het Vaderland (zie verder in het artikel). Iets verder op het plein staat een buste van Perucho Figueredo met de tekst en de muziek van het Cubaanse volkslied erbij. Soms komt een goedlachse dorpsfiguur voorbij en zingt er meteen ook het volkslied bij, zodat de bezoeker meteen ook weet hoe het moet klinken.
Op ditzelfde plein werd Carlos Manuel de Céspedes trouwens ook geboren (1819). Aan één zijde van het plein vinden we zijn geboortehuis terug, vandaag de dag een museum met attributen over het leven van de beste man en wat meubelen uit die tijd. Jaren later (49 om precies te zijn) riep de man de onafhankelijkheid van Cuba uit van op hetzelfde plein, vlak voor het gemeentehuis (ayuntamiento). Een straat verder ligt het Plein van de nationale Hymne (het volkslied werd er voor het eerst gezongen in 1868), geflankeerd door het kleurrijke 18de-eeuwse kerkje van San Salvador. Een leuk rustiek stekje om Cubaans te eten vindt de bezoeker vlak vóór het kerkje, met name La Bodega.
José Marti als absolute nationale held
We laten de stad achter ons en verkennen de provincie iets verder. Als we de chronologie van de historische plaatsen blijven respecteren, dan moeten we nu naar de plaats Dos Ríos. Dos Ríos is een onooglijk dorp waar niets te beleven valt, maar Cuba-freaks en geschiedenisfanaten willen er toch wel eens langs. Het was immers hier dat ultieme nationale held
José Marti in 1895 het leven liet tijdens een schermutseling met de Spanjaarden (tijdens de tweede onafhankelijkheidsoorlog). Marti bewerkstelligde de Cubaanse onafhankelijkheid door zijn talrijke schrijfselen maar bleek niet de geschikte persoon voor de gewapende strijd. Tijdens één van de eerste confrontaties met de Spaanse troepen in de tweede onafhankelijkheidsoorlog werd hij neergeschoten aan de oevers van de Cauto-rivier (de langste rivier van Cuba). Op die plek verrees later een obelisk als nagedachtenis en ter ere van Marti.
Manzanillo, waar vissers thuis zijn
We keren een stuk terug en rijden dit keer in de richting van de kust. De regio wordt vlakker en we komen bij de stad Manzanillo, een belangrijke Cubaanse vissershaven gelegen aan de ondiepe Golf van Guacanayabo. De ondiepe wateren zorgen ervoor dat het een ideaal gebied is voor het vangen en kweken van garnalen en kreeften. Ten noorden van de stad vinden we een vrij uitgestrekt moerassig gebied (de delta van de Cauto-rivier) waar heel wat rijstvelden te vinden zijn. Een derde van Cuba’s rijstproductie komt uit dit gebied.
La Demajagua, de start van de Cubaanse onafhankelijkheid
Iets ten zuiden van de stad Manzanillo vinden we La Demajagua terug. La Demajagua is de hacienda waar in 1868 toenmalig suikerbaron Carlos Manuel de Céspedes een klok luidde, zijn slaven bijeen riep, hen de vrijheid gaf en meteen ook opriep mee te vechten tegen het Spaanse koloniale regime. Het werd het startschot van wat gekend is als de eerste onafhankelijkheidsoorlog (1868-1878) en de aanzet van een dertig jaar durende periode van strijd tot de Spanjaarden in 1898 het land verlieten (dat was het einde van de tweede onafhankelijkheidsoorlog, 1895-1898). Carlos Manuel de Céspedes verdiende er zijn bijnaam de Vader van het Vaderland mee.
Op het terrein van de toenmalige hacienda van Céspedes vinden we vandaag een klein monument en een museumpje terug. Van op de top van de heuvel waar La Demajagua te vinden is krijgen we een mooi zicht over de Golf van Guacanayabo. In een muur gevat hangt nog steeds de klok waarmee Céspedes zijn slaven bijeen riep en de resten van een oude suikerpers liggen er in een eeuwige verstrengeling met een jagüey-boom, bij wijze van monument ter nagedachtenis van de door de Spanjaarden gekanonneerde suikerfabriek. Een reusachtige Cubaanse vlag wappert over het geheel en in een gebouwtje dat er nog staat ziet de bezoeker wat foto’s en potscherven die het verhaal inkleuren. Wie de geschiedenis van Cuba een beetje kent, weet dat hier op deze plaats effectief geschiedenis werd geschreven op het kleine eilandje. De kranige directeur van het museum / monument vertelt in elk geval met passie het hele verhaal in geuren en kleuren.
De ontscheping van de Granma
Een laatste historische plek van de provincie is uiteraard nog iets zuidelijker te vinden, bij het strand Las Coloradas. Vandaag de dag ligt dit gebied midden in het nationale park Desembarco del Granma (zie artikel
Dwars door Cuba: de natuur van Granma).
Na een mislukte aanval op een kazerne in Santiago de Cuba in 1953 (zie artikel Dwars door Cuba: Santiago de Cuba) en een tijdje in gevangenschap op Isla de la Juventud (zie artikel
Dwars door Cuba: Isla de la Juventud) ging
Fidel Castro in ballingschap naar Mexico (1955). Daar plande hij een tweede poging om het regime van dictator Batista te laten vallen. Gaandeweg sloten verschillende gelijkgezinden zich bij zijn revolutionair groepje aan (waaronder ook Che Guevara) en in 1956 was het zover. Met een op de kop getikt gammel bootje dat luisterde naar de naam Granma zette Fidel Castro samen met meer dan 80 kompanen koers naar de kusten van oostelijk Cuba. Daar wou hij een tweede poging ondernemen om zijn revolutie op gang te trekken. Het oude, aftandse bootje deed echter veel langer over de overtocht dan gepland, een storm sloeg de rebellen uit hun koers en uiteindelijk landden zij dagen later dan voorzien op een volledig andere plaats als voorzien. Een opstand die een paar dagen daarvoor in Santiago had moeten dienen als steun en afleidingsmanoeuvre voor de landing van de Granma had nu echter gediend als waarschuwing voor Batista dat er iets gaande was. De landing van de Granma ging dan ook niet onopgemerkt voorbij en terwijl de rebellen probeerden door een snikheet, stomend moerasgebied te waden en hierbij hun wapens droog te houden werden ze beschoten door vliegtuigen van Batista’s leger. Het werd een desastreuze ontscheping waarbij na een paar dagen ontberingen en sukkelen slechts 12 manschappen van de 82 erin slaagden het afgesproken punt in de Sierra Maestra-bergen te bereiken. Maar toen moest alles nog beginnen. Het werd de start van een twee jaar durende guerrilla-oorlog die uiteindelijk de overwinning van de Cubaanse revolutie bracht en Batista tot vluchten aanzette.
Het moerasgebied bij het strand van Las Coloradas kan vandaag gemakkelijker doorwaad worden. Er loopt immers een betonnen pad door het moerasgebied, dwars door de begroeiing van scherpgetande rietbladeren heen. De bezoeker kan zich in elk geval inbeelden hoe het moet geweest zijn, toen, in 1956. Een museum met foto’s en plannen van de regio zorgt voor de nodige verklaringen (zeker wanneer men één van de lokale gidsen aan het woord laat: gedreven en kundig !). Men vindt er ook een replica van het Granma-bootje (het origineel staat in Havana) en een huisje uit palmbladeren dat er net zo uitziet als dat van de “campesino” (boer / houtskoolbrander) die Castro en zijn mannen eventjes onderdak verschafte bij hun landing, alvorens ze verder trokken in de richting van de Sierra Maestra.
Het zuidwestelijke puntje van Cuba heeft met andere woorden veel te bieden, zowel voor de geschiedenisliefhebber als voor de natuurliefhebber, maar blijft al bij al heel ongerept en onontdekt. Als de toestand van de wegen het toelaat (afhankelijk van de passage van orkanen) kan wie vervoer heeft van bij dit zuidwestelijke puntje verder reizen langs de kust (links de bergen van het hoogste gebergte van Cuba, rechts de Caribische Zee) tot bij het plaatsje Marea del Portillo. Een mooie baai wacht daar om wat uit te rusten en te genieten (een paar hotels staan er ter beschikking – veel Canadees toerisme), waarna de tocht kan verder gezet worden tot in Santiago de Cuba.