Dwars door Cuba: de historische stad van Santiago de Cuba
Een wandeling doorheen het historische centrum van Santiago de Cuba, Cuba's tweede grootste stad, is een belevenis voor alle zintuigen. De broeierige stad lokt de mensen naar buiten en laat het leven zich op straat afspelen terwijl muziek overal weerklinkt. De omgeving van de stad biedt één van de mooiste berggebieden van het land.
Wandeling in het historische centrum
Na een verkenning van de verschillende historische plekken van de buitenrand van de stad is het tijd om het bezoek te verleggen naar de historische kern van de stad
Santiago. Wandelend kan de bezoeker zijn tocht starten op Plaza de Marte, waar een “smurfenmuts” op een zuil herinnert aan de sympathie van de ‘mambises’, de Cubaanse onafhankelijkheidsstrijders, voor de revolutionairen van de Franse revolutie. Historische figuren van de stad kregen er een een ereplaats op het plein in de vorm van verschillende marmeren bustes. Via de Saco of Aguilera-straat wandelen we in de richting van Plaza Dolores, een altijd levendig pleintje waar verschillende restaurants en café’s terug te vinden zijn. Ook op de banken van het pleintje zit er altijd wel keuvelend volk te rusten en de voorbijgangers te bekijken. Dit voormalige marktplein wordt architecturaal gedomineerd door de oorspronkelijk 18de-eeuwse kerk van Nuestra Señora de los Dolores (de Maagd der Smarten) die echter in 1970 afbrandde en terug werd opgebouwd als een concertruimte. Ernaast vinden we een school terug waar vroeger het Lasalle college terug te vinden was, het college waar
Fidel Castro ooit nog school liep als 6-7-jarige.
Bacardi, Santiago's eerste burgemeester
We wandelen verder tot bij het imposante gebouw van de Poder Popular Provincial, recht tegenover het neoklassieke met zuilen getooide Bacardi-museum, één van Cuba’s oudste nog functionerende musea. Het werd in 1899 geopend door
Emilio Bacardi (die toen burgemeester van Santiago was) en herbergt een keure aan uiteenlopende zaken gaande van attributen die de onafhankelijkheidsstrijd illustreren tot een aantal schilderijen van Cubaanse kunstenaars. Via een klein steegje komen we uit in de Heredia-straat, waar geregeld op zaterdag een straatmarkt wordt gehouden. De straat wordt dan afgesloten voor verkeer en wordt een levendige openluchtbedoening.
Stad van muziek en carnaval, dichters en muzikanten
Daarnaast vinden we in dezelfde Heredia-straat nog een aantal noemenswaardige gebouwen. Waar het voornoemde steegje uitkomt staan we pal naast het carnaval-museum. Lijkt misschien vreemd, maar een stad met een carnavalsreputatie à la Rio de Janeiro mag uiteraard trots zijn op die folklore en traditie. Met wat geluk kan u er een optreden meemaken van één van de dansgroepen van het carnavalsfeest. Wat verder in de straat vinden we het Casa de la Trova, het muziekhuis der muziekhuizen. Net zoals in de andere steden van Cuba kunnen ook hier allerhande muzikanten hun kunsten aan het publiek laten zien en veel grote namen (onder meer
Compay Segundo) zouden hier ooit begonnen zijn. De Casa de la Trova van Santiago is in elk geval het oudste in zijn soort en gezien de feest- en muziektraditie van de stad is het altijd wel een plaats waar ambiance volop voorhanden is. Nagenoeg ernaast ligt nog een vermeldenswaardig huis, namelijk het geboortehuis van José Maria de Heredia, een 19de-eeuwse Cubaanse dichter die zijn nam gaf aan de straat (en aan het in 1991 gebouwde grote theater op het revolutieplein).
Parque Cespedes, het historische hart
De Heredia-straat komt uit op Parque Cespedes, het hart van de stad. Onmiddellijk springt de kathedraal in het oog, op een verhoogd platform gebouwd aan één zijde van het plein. Het doet de ronde dat Diego Velazquez, de veroveraar van Cuba hier in de kathedraal begraven zou liggen maar nog nooit werd er echt naar gezocht en bewijs hiervoor is er dus in elk geval niet. Rechtover de kathedraal staat het stadhuis van de stad, vooral bekend omwille van het balkon, de plaats immers waar vandaan
Fidel Castro voor de eerste keer het Cubaanse volk toesprak na de overwinning van de Cubaanse revolutie op 1 januari 1959. Aan een derde zijde van het plein prijkt het Casagranda hotel, met zijn poplulaire bar die uitkijkt over het plein en de vierde zijde van het plein wordt gevormd door een pareltje van koloniale architectuur, het voormalige huis van conquistador
Diego Velazquez. Dit gebouw is meteen het oudste nog bestaande gebouw van Cuba en herbergt vandaag het Museo de Ambiente Histórico Cubano waar de interieurs van de 17de, 18de en 19de eeuw getoond worden. Een aanrader. In het midden van het plein prijkt een buste van Carlos Manuel de Cespedes, de vader van het vaderland. Altijd heerst hier een aangename drukte.
Santiago's ondergronds verzet
Eén huizenblok verder richting de baai komen we bij de grote overdekte markthal van Santiago. Wie daar linksaf slaat gaat richting de Tivoli of Tivolé-wijk, een deel van de stad waar oorspronkelijk heel wat Franse immigranten terechtkwamen toen die het na de slavenopstand in Haïti aldaar op een lopen zetten (1791). Plots wordt de straat een trap: het straatje van Padre Pico. Door de grote hoogteverschillen in dit stadsdeel werd de straat hier gewoon als een lange trap aangelegd. De trap brengt de bezoeker bij een hoger gelegen deel van het centrum, van waaruit men een mooi zicht krijgt over de baai van Santiago en een deel van de industrie aan de overzijde van de baai. We staan meteen ook bij een laatste vermeldenswaardig historisch gebouw, namelijk het museum van de clandestiene strijd. Ooit was hier een politiekantoor gevestigd dat door de ondergrondse M26-7 beweging van Santiago in brand werd gestoken op 30 november 1956 met de bedoeling de aandacht af te leiden van de landing van het Granma-bootje (waarmee Fidel Castro en zijn manschappen uit Mexico kwamen gevaren, zie artikel
Dwars door Cuba: Granma in de geschiedenis). Vandaag kan men er de details van dat ondergrondse verzet te weten komen. Iets verder in de straat bevindt zich een huis waar Fidel Castro een tweetal jaar zou gewoond hebben toen hij in Santiago school liep.
El Cobre, het Lourdes van Cuba
Een bezoek aan Santiago de Cuba is natuurlijk niet volledig zonder een kijkje te nemen bij de
basiliek van El Cobre, zowat het Cubaanse Lourdes. Immers, in dit kleine mijndorpje bevindt zich de thuisbasis van de
Maagd van El Cobre, de patroonheilige van Cuba. Zowel katholieke gelovigen als aanhangers van het Cubaanse santeria-geloof zien het kleine beeldje als de belangrijkste heilige van het land en beschermer van allen. Voor de santeria-aanhangers staat zij immers voor de godin Ochun, de godin van de liefde en van de rivieren (zie artikel Santeria: Cubaans syncretisme). Op de feestdag van de Maagd (8 september) komen honderden bedevaarders naar El Cobre afgezakt om er de maagd of Ochun te vereren tijdens onder meer een processie rond het dorp. Maar ook op doordeweekse dagen druppelen mensen gestaag binnen met één of andere offerande: bloemen, kaarsen of een persoonlijk offer. Heel vaak immers wordt de maagd aangesproken om te helpen bij de genezing van een gebroken been of arm, bij een ziekte, bij het welslagen van een examen, bij het afstuderen, enzovoort. Wanneer de bede wordt verhoord komt de gelovige met een offer als wederdienst. In de kapel achteraan de kerk staat dan ook een massa verzamelde offerandes gaande van flessen rum, over baseballbats of ballen tot afgeknipte vlechten en persoonlijke familiefoto's. De muren van de kapel hangen intussen vol met zilveren ex-voto's, kleine figuurtjes die de reeds weggehaalde offerandes vertegenwoordigen (zoals onder meer ook de medaille die Ernest Hemingway kreeg toen hij in 1954 de Nobelprijs literatuur won voor zijn novelle “De oude man en de zee”).
Het hele verhaal begint in de 17de eeuw wanneer twee indiaanse mannen en een zwarte jongen op de baai van Nipe varen in een klein bootje. Ze zien plots iets drijven en bij het opvissen merken ze dat het een beeldje is van de maagd Maria waarop staat "Yo soy la Virgen de la Caridad" (ik ben de maagd van het medeleven). Ze besluiten om het beeldje mee te nemen naar hun dorp (El Cobre, waar toen al koper werd gewonnen, en waar zij als slaven werkten voor een Spaanse landeigenaar) en er een kapel voor op te trekken. Na een aantal merkwaardige verdwijningen van het beeldje en gerelateerde gebeurtenissen werd de maagd al gauw als een wonderbaarlijk beeldje beschouwd. Een grotere kerk werd gebouwd en toen de slaven van het dorp als eerste in 1800 de vrijheid kregen (weliswaar na een slavenopstand) groeide het geloof in de kracht van de Maagd van El Cobre. De maagd werd al gauw een soort patroonheilige van de mambises die streden voor de onafhankelijkheid van Cuba en in 1916 verklaarde paus Benedictus XV de maagd van El Cobre effectief tot patroonheilige van heel Cuba. In 1936 werd het beeldje tijdens een plechtigheid gekroond en in 1998 schonk paus Johannes Paulus II tijdens zijn bezoek aan Cuba een nieuwe gouden kroon aan de maagd, diegene die momenteel het beeldje tooit. In het begin van de 20ste eeuw begon men met de bouw van een nieuwe en grotere kerk voor de maagd. In 1927 werd dit bouwwerk ingewijd en in 1977 tot basiliek bestempeld.
Als sinds de komst van de Spanjaarden op Cuba wordt er in dit plaatsje kopererts ontgonnen, in een open mijn die vandaag de dag nog steeds te zien is aan de overzijde van de vallei. De opvallende groene kleur in de heuvelflank is er volledig te wijten aan de aanwezigheid van kopererts.
Indrukwekkend gebergte
Nog buiten de stad kan de bezoeker even langs bij het Baconao-park en dan vooral het gedeelte van de Sierra de la Gran Piedra (Bergketen van de Grote Steen). Het park herbergt een soort "Jurassic Park" waar een tiental betonnen dinosaurussen het decor vormen van een bedroevend themapark, maar een steile rit naar de top van de eerder genoemde bergketen is wel een belevenis. De klim verloopt voor een stuk langs een zigzagweg met verschillende steile haarspeldbochten en komt uiteindelijk uit bij het rotsblok dat haar naam gaf aan de bergketen. Een blok van zomaar eventjes 63.000 ton, netjes op de top van de 1234 meter hoge berg balancerend. Van hieruit zijn de vergezichten bij helder weer adembenemend. In de hele regio stonden ooit vele koffieplantages en de resten van de verwerkende koffiemolens (cafetales) staan vandaag de dag als een geheel op de werelderfgoedlijst van Unesco. Aan de top van La Gran Piedra kan de cafetal La Isabelica bezocht worden.
Een groot deel van de rest van de provincie wordt ingenomen door de bergen van de hoogste keten van Cuba, de Sierra Maestra. Een abundant groen gebied waar wandelaars en trekkers ten volle aan hun trekken kunnen komen, hoewel de infrastructuur en faciliteiten nog steeds vrij beperkt zijn. Wie wil kan langs de kust vanuit de stad Santiago tot bij het plaatsje Las Cuevas rijden, van waaruit vervolgens de trek naar de top van Cuba's hoogste berg kan beginnen, de Pico Turquino (zie artikel: Dwars door Cuba - de natuur van Granma). Onderweg tussen Santiago en Las Cuevas passeert de reiziger verschillende mooie baaitjes en strandjes, het zicht op de grillige kustlijn is onvergetelijk.