De witte wieven in Zwiep, een levende legende
Wieven is het Oost Nederlands dialect (scheld)woord voor vrouwen. Het is de naam voor een vrouwenfiguur die in sagen en sprookjes voorkomen. Witte wieven zijn soms goedaardig maar vaak ook kwaadaardig. Witte wieven zijn ook nevelflarden en wanneer de zon aan het ondergaan is komen ze tevoorschijn. Lage mistflarden of mistbanken worden daarom in Oost- en Noord Nederland ook wel witte wieven genoemd. De witte wieven als vrouwenfiguren wonen overdag onder de grond of in het moeras en komen tegen de avond en in de nacht zwevend tevoorschijn, volgens de legende. Zolang je ze niet lastig valt doen ze geen kwaad en zijn ze zelfs hulpvaardig. Maar doe ze geen kwaad! Dan heb je geen leven meer!
Oorsprong
Het geloof in witte wieven vindt zijn oorsprong wellicht in de Germaanse tijd, al is dit niet helemaal zeker. De witte wieven dansten toen over de heide of in het bos. Witte wieven zijn in een lang vuilwit gewaad gekleed. In het Duitse taalgebied worden ze ook wel vertaald als wijze vrouwen. In Nederland vinden we de verhalen over witte wieven hoofdzakelijk in het Oosten en Noorden. Maar ook elders in Europa zijn er verhalen over witte wieven. Met de naam:
- Dames Blanches (Frankrijk)
- Madama Blanche (België)
- White women (Engeland)
- Weisse Frauen (Duitsland)
- Banshee (Ierland)
De witte wieven in Zwiep
Zwiep is een dorpje in Gelderland, niet ver van de grens met Overijssel. Het dorpje hoort bij de gemeente Lochem en is bekend geworden door de witte wieven. In de bossen tussen Zwiep en Barchem (de Lochemse berg) ligt de witte wievenkoele. Een diepe kuil waar men vroeger in de nachtelijke uren, witte wieven tegen het lijf kon lopen. Drie witte wieven woonden (of wonen er nog?) er, volgens de overlevering. De oudste van de witte wieven is meesteres over alle witte wieven van de Veluwe, Salland, de Achterhoek en Twente. Door het verhaal van de witte wieven van ouders op kinderen te vertellen is het volgende verhaal bewaard gebleven.
Johanna en Albert
Johanna is een boerendochter die van haar vader moet trouwen met Hendrik, een welgestelde boerenzoon. Maar Johanna wil dat niet. Ze is verliefd op Albert. Albert, in zijn verdriet hierom verdwaald in het bos en komt de drie witte wieven tegen. Deze pakken hem en zijn oude paard vierkant op en zetten hem in de richting waar hij vandaan komt. Wanneer de witte wieven hem niet geholpen hadden was hij in de afgrond van de witte wievenkoele gestort. Uit dankbaarheid laat hij zijn zus een koek bakken en op een oude schotel, brengt hij deze bij daglicht naar de witte wievenkoele.
De vader van Johanna bedenkt vervolgens een opdracht. Wie dat wint trouwt zijn dochter. Hendrik en Albert moeten in het nachtelijk duister een ijzeren spit in de witte wievenkoele gooien en roepen: “witte wieven wit, hier breng ik oe het spit”. Hendrik draait zich halverwege om, hij durft niet. Albert daarentegen wel. Door liefde verblind werpt hij het haarspit in de kuil. De rust is verstoord en hij wordt krijsend achterna gezeten door de witte wieven. Hij ziet de bloeddoorlopen ogen en haar op de tanden. Net op tijd opent Johanna de deur van de boerderij en trillend komt het haarspit in de deur terecht. Johanna’s vader houdt woord en Albert en Johanna trouwen met elkaar. De dag na de bruiloft vindt Albert een gouden schotel en haarspit voor de deur van de boerderij. De schotel van de koek!
Witte wieven en mistflarden
Wanneer mist als een witte dunne doorzichtige deken beweegt over weilanden, lijkt het erg spannend. Het lijkt te leven zo tegen zonsondergang. De temperatuur op de grond is lager dan op ooghoogte, vandaar het sierlijke bewegen van de mistflarden. Deze mistflarden werden dan ook vergeleken met witte wieven en witte wieven genoemd.