Santiago de Compostela: Heiligdom van Apostel Jakobus
De ontdekking van het stoffelijk overschot van een van Christus discipelen leidde tot de stichting van een Heilige stad. Hoe ging dit in zijn werk? Waarom bezoeken pelgrims dit heiligdom? Zijn de botten onder het hoogaltaar inderdaad die van de apostel Jakobus?
In de prachtige kathedraal zou het stoffelijk overschot van de apostel Jakobus, de zoon van Zebedeus, worden bewaard. Hij was een volle neef van Jezus en is de beschermheilige van Spanje. Mèt Petrus en Johannes nam Jakobus een bijzondere positie onder de apostelen in, want alleen dit drietal was getuige geweest van de Verheerlijking van Christus. Een eerder op legenden dan feiten berustende overlevering wil dat Jakobus na de kruisiging van Jezus naar Spanje zou zijn gereisd om er het evangelie te prediken.
Hoe komt het dat de apostel in Santiago is begraven?
Toen Jakobus in 44 n. Chr. door Herodes Agrippa werd onthoofd, was hij de eerste apostel-martelaar. Volgens de geschriften toentertijd legden zijn discipelen zijn lijk in Jaffa, Palestina, in een boot. Zeven dagen later bereikten zij, dank zij goddelijke bescherming en een gunstige wind, het strand van Iria Flavia aan de Atlantische kust van Spanje, 32 km van het huidige Santiago (Sint-Jakob). Na een reis per ossenwagen zou Jakobus zijn begraven op de plaats waar de ossen uit zichzelf bleven stilstaan.
De kathedraal en de relikwieën
De eerste, door Alfonso II gestichte, kerk verrees op de plaats van een aan Jupiter gewijd Romeins altaar. De groeiende aantallen pelgrims noodzaakten van tijd tot tijd uitbreiding. De bouw van de huidige kathedraal begon in het jaar 1078. Volgens de Fransman Aimery Picaud, de vermoedelijke auteur van een pelgrimsgids uit de 12e eeuw, was de kathedraal ‘volmaakt en bewonderenswaardig gebouwd, groot en ruim, met harmonieuze afmetingen, en qua lengte, breedte en hoogte goed geproportioneerd’. De onvergetelijke mooie Portico de la Gloria, stammend uit het eind van de 12e eeuw, ligt achter de uitbundige 18e eeuwse barokgevel. De pelgrim die via een zijdeur binnenkomt, ziet drie rijk gebeeldhouwde zuilengangen vol engelen, apostelen, profeten en wijsgeren, veelal uitgerust met een muziekinstrument. Christus zetelt in al Zijn luister boven allen. Recht onder Jezus zit de zachtmoedige gestalte van de H. Jakobus zelf boven de stamboom van Jesse (de vader van David), die de afstamming van Jezus toont. In de stam zijn vijf kuiltjes zichtbaar waar pelgrims hem eerbiedig hebben beroerd alvorens het schip van de kathedraal te betreden. Het vergulde beeld van Sint-Jakobus straalt als een lichtend baken boven het hoogaltaar. Het wordt aan weerskanten geflankeerd door een trap die de pelgrim beklimt om de apostel van achteren te omhelzen (het is even schrikken, als je onder een mis plotseling een stel levende armen rondom zijn hals ziet verschijnen). Daarna daalt de pelgrim af in de crypt achter het hoogaltaar, teneinde de zilveren schrijn met het gebeente van de heilige te zien. Dan mag hij zich tooien met de sint-jakobsschelp, het traditionele symbool voor de pelgrimstocht naar Santiago.
Sint Jakobus laatste rustplaats
Toen er aan het eind van de 19e eeuw opgravingen achter het hoogaltaar werden verricht, werden de gebeente van drie mannen gevonden, maar… welke botten waren die van de heilige, als die er al bij waren? De kwestie leek opgelost toen een klein botfragment, dat als een deel van de schedel van Jakobus in de kathedraal van Pistoia in Italië werd bewaard, in een van de drie schedels in Santiago bleek te passen. Paus Leo III bevestigde in 1884 de authenticiteit van de relikwieën, maar of het werkelijk de botten van Jakobus betreft, er zijn aanwijzingen dat ze ook van een Spaanse bisschop-martelaar kunnen zijn, zal vermoedelijk nooit worden bewezen.